ECLI:NL:RBDHA:2023:470

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
20 januari 2023
Zaaknummer
NL23.342
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Albanese asielzoeker en de afwijzing van het verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Albanese asielzoeker. De eiser, geboren in 2003, heeft tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 4 januari 2023, hield in dat de maatregel van bewaring werd opgelegd op basis van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft het beroep op 11 januari 2023 behandeld in Breda, waarbij de eiser, zijn gemachtigde en een tolk aanwezig waren. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de bewaring niet zijn betwist door de eiser. De rechtbank oordeelt dat de opgelegde maatregel van bewaring noodzakelijk is voor de vaststelling van de identiteit en nationaliteit van de eiser, en voor de beoordeling van zijn asielaanvraag. De eiser heeft aangevoerd dat een lichter middel, zoals een meldplicht, mogelijk was geweest, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende heeft toegelicht waarom dit niet het geval was. De rechtbank wijst erop dat de eiser recentelijk in België asiel heeft aangevraagd en dat hij op 4 januari 2023 is staande gehouden bij een poging om illegaal naar Engeland te reizen.

De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring terecht is opgelegd en verklaart het beroep ongegrond. Ook het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.342

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Dogan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. J. Raaijmakers).

Procesverloop

Bij besluit van 4 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 11 januari 2023 op zitting behandeld in Breda. Met een beeldverbinding hebben deelgenomen eiser, zijn gemachtigde en de tolk O. Krasniqi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 2003 en heeft de Albanese nationaliteit.
Maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op de vaststelling van de identiteit of nationaliteit van eiser en met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag. Als zware gronden [1] staat in de maatregel vermeld dat eiser:
 3
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
 3
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
En als lichte gronden [2] staat in de maatregel vermeld dat eiser:
 4
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
 4
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
 4
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd niet heeft betwist. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de zware en lichte gronden feitelijk juist en voldoende toegelicht, zodat deze aan de maatregel ten grondslag mogen worden gelegd.
Lichter middel
4. Eiser voert aan dat verweerder in zijn geval met een lichter middel had kunnen volstaan, door bijvoorbeeld een meldplicht op te leggen. Eiser heeft in een AZC [3] meer ruimte om zaken rondom zijn asielaanvraag voor te bereiden. Hij is meewerkend en doet niet moeilijk, aldus eiser.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet gehouden was een lichter middel aan eiser op te leggen. Verweerder heeft dat voldoende toegelicht. Bij eiser is de bewaring namelijk, gelet op de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd en de motivering daarvan, noodzakelijk voor de vaststelling van zijn identiteitsgegevens en voor de beoordeling van zijn asielaanvraag. Verweerder heeft verder terecht opgemerkt dat eiser kort geleden in België asiel heeft aangevraagd en de uitkomst daarvan niet heeft afgewacht; ook is eiser op 4 januari 2023 staandegehouden nadat hij bij Hoek van Holland heeft geprobeerd illegaal naar Engeland te reizen. Eiser heeft verder geen omstandigheden aangevoerd die de bewaring onevenredig bezwarend maken.
Ambtshalve toets [4]
6. Ook ambtshalve toetsing leidt niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
7. De maatregel van bewaring is terecht aan eiser opgelegd. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond; en
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
3.Asielzoekerscentrum.
4.HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.