ECLI:NL:RBDHA:2023:4742

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
NL23.8488
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduren van de maatregel van bewaring van een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De maatregel was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 27 december 2022. Eiser heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten.

De rechtbank overweegt dat zij eerder de maatregel van bewaring heeft getoetst en dat eerdere beroepen ongegrond zijn verklaard. De rechtbank stelt vast dat de maatregel rechtmatig was tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan de eerdere uitspraak ten grondslag lag. De rechtbank beoordeelt nu of de maatregel van bewaring sinds dat moment nog steeds rechtmatig is. Eiser voert aan dat er geen zicht is op uitzetting naar Marokko, aangezien hij al drie maanden in vreemdelingenbewaring zit zonder dat er een laissez passer is afgegeven.

Verweerder stelt echter dat er voldoende voortvarend wordt gehandeld, onder andere door het houden van vertrekgesprekken en het rappelleren bij de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om te oordelen dat er geen redelijk zicht op uitzetting is of dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. De rechtbank wijst erop dat eiser zelf niet wil meewerken aan zijn terugkeer en dat er ontwikkelingen zijn omtrent de aanvraag van de laissez passer.

Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het beroep ongegrond is en wijst zij ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.8488

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [datum],
van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S. Benayad),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Weerman).

Procesverloop

Verweerder heeft op 27 december 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Het eerste beroep tegen de maatregel van bewaring is ongegrond verklaard bij uitspraak van 11 januari 2023 (in de zaak NL22.26748). Het (eerste) volgberoep is eveneens ongegrond verklaard bij de uitspraak van 21 Februari 2023 (in de zaak NL23.3708). Uit laatstgenoemd uitspraak volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
3. Eiser voert opnieuw aan dat dat er geen zicht op uitzetting naar Marokko is. Eiser zit al drie maanden in vreemdelingenbewaring en is nog steeds niet uitgezet. Verweerder beschikt niet over een laissez passer (lp), noch is bekend wanneer wel een lp zal worden afgegeven. Gelet op de huidige stand van zaken en de houding van de Marokkaanse autoriteiten ten aanzien van de afgifte van lp’s is er geen zicht op uitzetting.
3.1.
Daarnaast voert eiser aan dat verweerder onvoldoende inspanning verricht, nu verweerder sinds de laatste uitspraak van 21 februari 2023 eiser slechts één keer heeft bezocht en tweemaal heeft gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten. Eiser meent dat dit in strijd is met de Terugkeerrichtlijn en het doel van de bewaring. Verweerder heeft onvoldoende voortvarend gehandeld.
4. Verweerder stelt zich in tegenstelling tot eiser op het standpunt dat met het houden van een vertrekgesprek op 6 maart 2023 en het rappelleren op 24 februari 2023 en 15 maart 2023 op de lopende lp-aanvraag voldoende voortvarend wordt gehandeld.
5. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er geen redelijk zicht op uitzetting is of dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de verwijdering uit Nederland. Er wordt op regelmatige basis gerappelleerd, laatstelijk op 15 maart 2023. Verder worden er vertrekgesprekken met eiser gevoerd, laatstelijk op 6 maart 2023. Uit de verslaglegging van dat vertrekgesprek blijkt bovendien dat eiser niet wil meewerken aan zijn terugkeer naar Marokko. Verder blijkt uit de voortgangsrapportage dat verweerder herhaaldelijk met de zaak van eiser bezig is geweest. Ook blijkt uit de mededeling van 20 maart 2023 in de voortgangsrapportage dat er voor eiser een presentatie bij de Marokkaanse autoriteiten kan worden ingepland. Voor eisers is er op 20 maart 2023 door het Marokkaanse consulaat een nationaliteitsverklaring is afgegeven. Gelet hierop ziet de rechtbank op dit moment nog geen aanleiding voor de conclusie dat er geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat, mede omdat er ontwikkelingen zijn omtrent de lp-aanvraag van eiser en werkt verweerder voldoende voortvarend aan de terugkeer van eiser.
5.2.
Ook de duur van de bewaring tot op heden geeft geen aanleiding te oordelen dat eisers belang om in vrijheid gesteld te worden zwaarder moet wegen dan verweerders belang bij de voortduring van de bewaring.
6. De rechtbank overweegt tot slot dat zij, zoals blijkt uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858, gehouden is ambtshalve de rechtmatigheidsvoorwaarden in het kader van de voortduring van de maatregel van bewaring te toetsen. Ook met inachtneming van deze ambtshalve toetsing ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van A. Hoekstra, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.