Wat vindt de rechtbank
8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser op 15 juni 2021 voor 12,11% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 15 juni 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 15 juni 2021 voor 12,11% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
10. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Alle naar voren gebrachte klachten, te weten een verlaagde longfunctie in verband met sarcoïdose, obstructieve slaapapneu, diabetes mellitus, vermoeidheidsklachten, nek- , schouder- en armklachten en carpaal tunnel syndroom, zijn op een zorgvuldige en duidelijke manier betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de eigen bevindingen uit psychisch en lichamelijk onderzoek door de VA en de VABB en voor de in het dossier aanwezige informatie van de behandelend sector, te weten brieven van de longarts van 23 februari 2018, 6 augustus 2018, 25 januari 2019, 30 juli 2021 en brieven van de orthopeed van 24 februari 2021en 10 maart 2021. In de bezwaarprocedure zijn twee radiologieberichten met datum 28 februari 2019 en 17 februari 2020 en een brief van de orthopedisch chirurg met datum 21 oktober 2019 overgelegd. Ook deze informatie is in de medische herbeoordeling betrokken. Eiser wijst naar zijn klachten/aandoeningen, naar de inhoud van deze brieven en naar de behandelingen die hij heeft ondergaan. Deze informatie is door de VA en de VABB echter evident en kenbaar betrokken bij het medisch oordeel. Dat geldt ook voor de door eiser in beroep overgelegde brieven van de orthopeed van 10 maart 2021 en 24 maart 2021; deze zijn zoals hiervoor al is weergegeven door de VA en de VABB meegenomen bij hun medisch onderzoek. Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsartsen aspecten van de medische situatie van eiser hebben gemist. Het sociaal-medisch advies van de GGD Haaglanden van 17 oktober 2022 leidt niet tot een ander oordeel, omdat in dit advies geen medische feiten zijn genoemd, zodat hieruit niet kan worden afgeleid dat de verzekeringsartsen van het UWV de gezondheidstoestand van eiser onjuist hebben ingeschat. Eiser heeft een andersluidende conclusie verder niet aannemelijk gemaakt.
De beoordeling van de belastbaarheid
11. De rechtbank is verder van oordeel dat de VABB de medische belastbaarheid van eiser op 15 juni 2021 in zijn rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
12. Eiser voert in beroep aan dat in de medische beoordeling in onvoldoende mate rekening is gehouden met zijn bestaande medische aandoeningen en de daaruit voortvloeiende beperkingen. Uit het schrijven van de orthopedisch chirurg van 24 februari 2021 blijkt dat er sprake is van een laesie van een pees in de linkerschouder en eiser stelt zich op het standpunt dat hij hierdoor zeer beperkt is in zijn mogelijkheden tot functioneren. Daarnaast zijn de vermoeidheidsklachten van eiser onvoldoende in ogenschouw genomen. Zijn vermoeidheidsklachten dienen eveneens tot verdergaande beperkingen ten aanzien van fysieke inspanningen te leiden, maar ook tot een beperking van het aantal uren waarop eiser werkzaam kan zijn. Eiser stelt zich hierbij op het standpunt volledig en duurzaam arbeidsongeschikt te zijn, althans voor een hoger percentage arbeidsongeschikt moet worden geacht dan het UWV heeft vastgesteld.
13. Ter zitting heeft eiser hier nog aan toegevoegd dat hij erg vermoeid is door de sarcoïdose en dat hij veel schouderklachten ervaart. Hij vindt dat het UWV onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar zijn beperkingen en dat het UWV zijn situatie heeft onderschat. Eiser vindt dat hij beperkter is dan de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Volgens eiser hebben de verzekeringsartsen een onjuiste vertaalslag verricht van zijn klachten en belemmeringen naar beperkingen in de FML.
14. De VABB heeft toegelicht dat er geen aanleiding is een situatie van geen benutbare mogelijkheden aan te nemen, hoewel eiser forse klachten en belemmeringen ervaart. Voor volledige arbeidsongeschiktheid is op verzekeringsgeneeskundige gronden geen indicatie. Eiser is niet opgenomen, hij is niet bedlegerig, hij is niet ADL-afhankelijk en er is geen sprake van volledig onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren; eiser disfunctioneert niet op alle drie de terreinen van zelfverzorging en samenlevingsverband en sociale contacten buiten het gezin. Eiser heeft deze motivering verder niet betwist dan wel aannemelijk gemaakt dat bij hem wel sprake is van één van deze criteria. Aan het advies van de GGD Haaglanden, dat eiser in beroep heeft ingebracht, waarin staat dat eiser in het kader van de Participatiewet volledig arbeidsongeschikt is, kan niet de waarde worden gehecht die eiser aan deze informatie gehecht wenst te zien, namelijk dat hij volledig arbeidsongeschikt is. Zoals hiervoor reeds overwogen bevat dit advies geen medische feiten. De conclusie van de adviserend geneeskundige, die overigens ook dateert van ongeveer anderhalf jaar ná 15 juni 2021, is ook niet (medisch) onderbouwd. Daarbij komt dat het beschreven klachtenverhaal overeenkomt met hetgeen de verzekeringsartsen van het UWV in hun rapporten over de klachten van eiser hebben beschreven. Aan de stelling van eiser dat zijn (gestelde) volledige arbeidsongeschiktheid ook duurzaam is wordt dan ook niet toegekomen.
15. De rechtbank stelt vast dat in de rapporten van de VA is te lezen welke motivering is gehanteerd voor het vaststellen van eisers beperkingen in de FML van 16 augustus 2021. De VABB heeft voldoende uitgelegd waarom er geen aanleiding is de door de VA vastgestelde en gemotiveerde beperkingen aan te vullen of te wijzigen. Hij heeft in het rapport van 16 december 2021 toegelicht dat de ervaren klachten en belemmeringen invoelbaar zijn, maar dat de verzekeringsgeneeskundige beoordeling binnen het kader van de Wet WIA plaatsvindt op basis van verzekeringsgeneeskundig onderzoek met vaststelling van de belastbaarheid. De aangenomen belastbaarheid die is weergegeven in de FML vindt plaats binnen de kaders van het CBBS (Claim Beoordelings- en Borgingssysteem). Binnen de gehanteerde systematiek zijn de aangegeven beperkingen in de FML geen letterlijke weergave van de klachten en belemmeringen die door eiser worden beleefd en die door eiser naar voren worden gebracht. De belastbaarheid wordt volgens de VABB ook niet uitsluitend vastgesteld op basis van mogelijk nog te verrichten of lopende onderzoeken en/of behandelingen, hoe invoelbaar ook, maar deze is een weergave van de door de beoordelend arts vastgestelde belastbaarheid op basis van alle resultaten van het verzekeringsgeneeskundige onderzoek betreffende de datum in geding. De stelling van eiser dat de verzekeringsartsen een onjuiste vertaalslag hebben verricht van zijn klachten en belemmeringen naar beperkingen in de FML kan hem dan ook niet baten. Het is ook de deskundigheid van een verzekeringsarts om deze vertaalslag te maken. Eiser kan dan ook niet volstaan met de enkele stelling dat hij zelf van mening is dat voor hem meer beperkingen hadden moeten worden aangenomen op de verschillende items van de FML.
Zo is ook eisers stelling dat er een urenbeperking had moeten worden gesteld, omdat hij vermoeid is en schouderklachten heeft, gelet op voorgaand beoordelingskader dus onvoldoende. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt, noch is gebleken, dat binnen de kaders van het CBBS voor deze beperkingen en de overig door hem ter zitting genoemde beperkingen een gegronde reden bestaat.
16. De rechtbank vindt gelet op voorgaande dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 15 juni 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 16 augustus 2021.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
17. De AD heeft op grond van de FML van 16 augustus 2021 vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als boxmedewerker, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De AD heeft vervolgens functies gezocht die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies opgeleverd.
- ( sbc-code 267053) wikkelaar (nieuw en revisie);
- ( sbc-code 271093) machinebediende inpak- / verpakkingsmachine;
- ( sbc-code 282102) besteller post/pakketten.
Als reservefunctie heeft de AD de functie van telefonisch verkoper (outbound) (sbc-code 315173) geselecteerd.
18. De rechtbank stelt voorop dat eiser de geschiktheid van de functie van telefonisch verkoper (outbound) betwist omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt en omdat hierin opleidingsniveau MBO is vereist. De rechtbank zal deze beroepsgrond verder niet inhoudelijk beoordelen omdat deze functie niet aan de schatting ten grondslag is gelegd (reservefunctie). De rechtbank is van oordeel dat de overige drie functies door het UWV terecht aan het bestreden besluit ten grondslag zijn gelegd en overweegt daartoe als volgt.
19. Eiser voert aan dat alle voorgehouden functies ongeschikt zijn omdat deze zijn belastbaarheid overschrijden ten aanzien van de aspecten van dynamisch handelen en statische houdingen, maar ook op het persoonlijk en sociaal functioneren. Functie specifiek voert eiser het navolgende aan.
sbc-code 267053 Wikkelaar en sbc-code 271093 machinebediende inpak- / verpakkingsmachineEiser voert aan dat in deze functies sprake is van overschrijdingen van de belastbaarheid ten aanzien van knijp- en grijpkracht / diverse grepen, repetitieve handelingen, het maken van schroefbewegingen met arm en hand, het aantal malen dat eiser moet reiken, het tillen en dragen van voorwerpen en het gebogen en boven schouderhoogte actief zijn.
sbc-code 282102 besteller post/pakkettenEiser voert aan dat in deze functie kenmerkende belastingen voorkomen ten aanzien van knijp- en grijpkracht en diverse grepen, het werken met toetsenbord en muis, repetitieve handelingen, regelmatig reiken, het met regelmaat tillen en dragen van voorwerpen, trappenlopen en het gebogen of getordeerd actief zijn. Volgens eiser geldt bovendien dat geen rekening is gehouden met het feit dat hij pijnmedicatie gebruikt en dat dit autorijden bezwaarlijk maakt.
20.
Voorop staat dat de stelling van eiser, dat in alle voorgehouden functies overschrijdingen van zijn belastbaarheid plaatsvinden ten aanzien van dynamisch handelen en statische houdingen, maar ook op het persoonlijk en sociaal functioneren, in feite is gericht tegen de door de VA vastgestelde en door de VABB voor akkoord bevonden FML van 16 augustus 2021. Immers, zoals de ADBB al heeft aangegeven in zijn rapport van 29 december 2021 baseert eiser deze kritiek op meer/zwaardere beperkingen dan die zijn aangenomen door de verzekeringsartsen in de FML. De rechtbank heeft hiervoor in punt 16 al geoordeeld dat er geen reden is om aan die FML te twijfelen. Verder heeft de ADBB heeft in zijn rapport van 29 december 2021 toegelicht dat voor zover er in de geduide functies sprake is van signaleringen en sprake is van schroefbewegingen met hand en arm deze uitgevoerd worden met de dominante (i.c. rechter) arm en hand en niet met de beperkte linkerzijde. Over het aspect boven schouder actief zijn heeft de ADBB toegelicht dat de linkerzijde beperkt is en voor zover voorkomend betreft het in de geduide functies kortstondige handelingen die alleen met de rechterarm kunnen worden verricht. Soms moet met twee handen boven schouderhoogte worden gewerkt, maar ook dit betreft slechts enkele seconden. Deze belastingen vormen volgens de ADBB geen bezwaar.
21. De rechtbank is van oordeel dat de ADBB voldoende heeft uitgelegd waarom de geduide functies ondanks enkele signaleringen geschikt zijn voor eiser. Hij heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. Wat hiertegen door eiser ter zitting nog is ingebracht maakt niet dat de rechtbank alsnog aan deze motivering twijfelt, omdat eiser niet concreet heeft aangegeven waarom de motivering van de ADBB onjuist is. Het enkele feit dat de signaleringen categoraal zijn toegelicht, maakt niet dat deze toelichting voor onjuist moet worden gehouden. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de geduide functies te vervullen.
22. De ADBB heeft berekend dat eiser op 15 juni 2021 met de middelste van de drie geduide functies 87,89% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 12,11% arbeidsongeschikt is.