ECLI:NL:RBDHA:2023:4841

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
NL23.3279
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag om een mvv met dwangsom en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De rechtbank Den Haag heeft op 27 maart 2023 uitspraak gedaan in deze enkelvoudige kamer. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen. De verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft in zijn verweerschrift verzocht om een beslistermijn van twaalf weken, waarbij hij voornemens was om herstelverzuim te bieden voor het aanleveren van aanvullende informatie. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat verweerder extra tijd krijgt voor het nemen van een besluit. De aanvraag was ingediend op 12 april 2022 en de beslistermijn was al op 11 oktober 2022 verstreken. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen en dat hij een dwangsom van € 100,- per dag verbeurt voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 627,75, vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft de uitspraak gedaan zonder zitting, op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL23.3279
V-nummer: [V-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. S. Thelosen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: L. el Razouki).

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Eiser heeft daarop gereageerd.
Partijen hebben desgevraagd niet kenbaar gemaakt dat zij op een zitting willen worden gehoord. De rechtbank doet uitspraak zonder een zitting te houden. [1]

Overwegingen

1. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank wijst dit verzoek toe. Eiser hoeft dus geen griffierecht betalen te in deze procedure.
2. Partijen zijn het erover eens dat het beroep gegrond is. De rechtbank gaat daarvan uit.
3. Verweerder heeft in zijn verweerschrift van 22 februari 2023 verzocht om een beslistermijn van twaalf weken. Hij is voornemens om herstel verzuim te bieden voor het aanleveren van aanvullende informatie en documenten. Afhankelijk van de reactie van eiser zal worden bepaald of nader onderzoek in de vorm van een gehoor noodzakelijk is.
4. De rechtbank is van oordeel dat een termijn recht moet doen aan de reële mogelijkheden om op de aanvraag te beslissen, maar ook aan het belang om binnen afzienbare tijd een beslissing te ontvangen.
5. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat verweerder extra tijd krijgt voor het nemen van een besluit op de aanvraag. De aanvraag is ingediend op 12 april 2022 en de beslistermijn is al op 11 oktober 2022 verstreken. Verweerder heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom niet eerder op de aanvraag is beslist en waarom niet eerder een herstel verzuim is geboden. Evenmin heeft verweerder gemotiveerd waarop het herstel verzuim ziet en welke stukken nog nodig zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Als verweerder op dit moment nog wacht op nog te vragen of al gevraagde stukken, komt dat voor zijn rekening en risico. Bovendien zijn sinds het indienen van het verweerschrift al vier van de verzochte twaalf weken verstreken. Dit betekent dat verweerder binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend moet maken.
6. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in overeenstemming met het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) dat verweerder een dwangsom van € 100,- is verschuldigd voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van
€ 7.500,-.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 627,75 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 0,5 punt voor het indienen van de reactie op het verweerschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- draagt verweerder op uiterlijk binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag te nemen;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-; en,
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 627,75.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van
E.P.W. Kwakman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).