ECLI:NL:RBDHA:2023:485

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
20 januari 2023
Zaaknummer
AWB 20/4550
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake visumaanvraag door eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een visum voor kort verblijf, welke op 28 januari 2020 door de staatssecretaris werd afgewezen. Eiser maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd op 7 mei 2020 niet-ontvankelijk verklaard. Hierop heeft eiser op 4 juni 2020 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser het verschuldigde griffierecht van € 178 niet binnen de gestelde termijn heeft betaald en ook geen gegevens heeft aangeleverd ter onderbouwing van zijn beroep op betalingsonmacht. Eiser had de mogelijkheid gekregen om het griffierecht te betalen of een onderbouwd beroep op betalingsonmacht te doen, maar heeft hier niet aan voldaan. De rechtbank concludeert dat er geen verontschuldiging voor het verzuim is gegeven en dat het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door rechter E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier R. de Mul, en is openbaar gemaakt op 12 januari 2023. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen indien zij het niet eens zijn met de uitspraak, binnen een termijn van zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 20/4550

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. F. Ben-Saddek),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. K. Kana).

Procesverloop

Bij besluit van 28 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een visum voor kort verblijf afgewezen.
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. In het besluit van 7 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Op 4 juni 2020 heeft eiser tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb wordt van de indiener van een beroepschrift griffierecht geheven. Voor eiser is het griffierecht vastgesteld op € 178.
2. Bij brief van 11 juni 2020 is eiser in de gelegenheid gesteld het griffierecht binnen vier weken te betalen, dan wel binnen die termijn een onderbouwd beroep op betalingsonmacht te doen. Daarbij is hij tevens gewezen op de mogelijkheid dat zijn beroep anders niet-ontvankelijk verklaard kan worden.
3. Eiser heeft een beroep gedaan op betalingsonmacht. De griffier heeft bij brief van 16 juni 2020 eiser in de gelegenheid gesteld binnen twee weken gegevens aan te leveren ter onderbouwing van het beroep op betalingsonmacht. Eiser heeft bij brief van 30 juni 2020 verzocht om twee weken uitstel voor het aanleveren van de gegevens. Dit is toegestaan.
4. Eiser heeft binnen de gestelde termijn geen gegevens aangeleverd ter onderbouwing van het beroep op betalingsonmacht. Evenmin heeft de rechtbank gegevens ontvangen binnen de door eiser bij brief van 30 juni 2020 aangegeven termijn.
5. De rechtbank stelt vast dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is ontvangen en dat er ook geen gegevens ter onderbouwing van het beroep op betalingsonmacht zijn aangeleverd.
6. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
7. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, op 12 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.