ECLI:NL:RBDHA:2023:4930

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
NL23.3099
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag voor mvv met opgelegde beslistermijn en dwangsom

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag compleet was en dat de beslistermijn van twee weken is overschreden. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, maar dit verzoek is afgewezen. De rechtbank heeft echter ten onrechte geen griffierecht geheven, waardoor eiser dit niet kon betalen. De rechtbank concludeert dat partijen het erover eens zijn dat het beroep gegrond is en legt verweerder een nieuwe beslistermijn van twee weken op. Verweerder had in zijn verweerschrift verzocht om een beslistermijn van vier weken, maar deze termijn was al verstreken. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag verbeurt voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 627,75. De uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL23.3099
V-nummer: [V-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Issa),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: S. Günes).

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Eiser heeft daarop gereageerd.
Partijen hebben desgevraagd niet kenbaar gemaakt dat zij op een zitting willen worden gehoord. De rechtbank doet uitspraak zonder een zitting te houden. [1]

Overwegingen

1. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank wijst dit verzoek af. De rechtbank heeft echter ten onrechte geen griffierecht geheven, zodat eiser het griffierecht ook niet kon betalen. De rechtbank verbindt hier geen consequenties aan.
2. Partijen zijn het erover eens dat het beroep gegrond is. De rechtbank gaat daarvan uit. De rechtbank moet alleen een nadere beslistermijn bepalen.
3. Verweerder heeft in zijn verweerschrift van 16 februari 2023 verzocht om een beslistermijn van vier weken.
4. De rechtbank ziet aanleiding om aan verweerder een beslistermijn van twee weken op te leggen. De beslistermijn waar verweerder om heeft verzocht is namelijk al verstreken. Dit betekent dat verweerder uiterlijk binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend moet maken.
5. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in overeenstemming met het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) dat verweerder een dwangsom van € 100,- is verschuldigd voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van
€ 7.500,-.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 627,75 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 0,5 punt voor het indienen van een reactie op het verweerschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- draagt verweerder op
uiterlijk binnen twee wekenna de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag te nemen;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-; en,
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 627,75.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van
E.P.W. Kwakman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).