In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag compleet was en dat de beslistermijn van twee weken is overschreden. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, maar dit verzoek is afgewezen. De rechtbank heeft echter ten onrechte geen griffierecht geheven, waardoor eiser dit niet kon betalen. De rechtbank concludeert dat partijen het erover eens zijn dat het beroep gegrond is en legt verweerder een nieuwe beslistermijn van twee weken op. Verweerder had in zijn verweerschrift verzocht om een beslistermijn van vier weken, maar deze termijn was al verstreken. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag verbeurt voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 627,75. De uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.