In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is als verweerder aangemerkt. Eiser heeft een verzoek ingediend om vrijstelling van het griffierecht, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. Echter, de rechtbank heeft ten onrechte geen griffierecht geheven, waardoor eiser dit niet kon betalen. De rechtbank verbindt hier geen consequenties aan.
Partijen zijn het erover eens dat het beroep gegrond is, en de rechtbank moet enkel een nadere beslistermijn bepalen. Verweerder heeft in zijn verweerschrift van 16 februari 2023 verzocht om een beslistermijn van vier weken, maar de rechtbank heeft besloten om een beslistermijn van twee weken op te leggen, aangezien de door verweerder gevraagde termijn al verstreken was. Verweerder moet uiterlijk binnen twee weken na de verzending van deze uitspraak een besluit bekendmaken.
De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag verbeurt voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 627,75. De rechtbank heeft geoordeeld dat deze zaak van licht gewicht is, omdat het enkel gaat om de vraag of de beslistermijn is overschreden. De uitspraak is gedaan door rechter Y. Moussaoui, in aanwezigheid van griffier E.P.W. Kwakman, en is openbaar gemaakt op 7 april 2023.