ECLI:NL:RBDHA:2023:4963

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
C/09/607729 / FA RK 21-1166
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake echtscheiding en zorgregeling voor minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2023 een beschikking gegeven in het kader van een echtscheiding tussen de vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.G. Schnoor, en de man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M. Haasjes. De rechtbank heeft eerder op 9 juni 2022 een voorlopige beschikking gegeven waarin de kinderen voorlopig bij de man zouden verblijven, in afwachting van een netwerkberaad door de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad heeft op 5 december 2022 een rapport uitgebracht en geadviseerd over de zorgregeling en hoofdverblijfplaats van de kinderen. Tijdens de zitting op 9 maart 2023 hebben beide ouders hun standpunten toegelicht, waarbij de man zijn voorkeur voor een co-ouderschapsregeling heeft uitgesproken, terwijl de vrouw de huidige regeling wilde handhaven. De rechtbank heeft de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw vastgesteld, met een zorgregeling die in onderling overleg is vastgesteld. De rechtbank heeft de ouders aangespoord om de communicatie te verbeteren en heeft de zorgregeling vastgelegd, waarbij rekening is gehouden met de wensen van de kinderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 21-1166 (scheiding) en FA RK 21-4414 (verdeling)
Zaaknummer: C/09/607729 (scheiding) en C/09/614354 (verdeling)
Datum beschikking: 6 april 2023

Scheiding

Beschikking op het op 18 februari 2021 ingekomen verzoek van:

[naam1] ,

de vrouw,
wonende in [woonplaats1] , gemeente [plaats1] ,
advocaat: mr. J.G. Schnoor te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[naam2] ,

de man,
wonende in [woonplaats1] , gemeente [plaats1] ,
advocaat: mr. M. Haasjes te Voorburg.

Procedure

Bij beschikking van 9 juni 2022 van deze rechtbank is – voor zover thans van belang –:
  • tussen partijen de echtscheiding uitgesproken;
  • de Raad voor de Kinderbescherming verzocht een onderzoek te verrichten in de vorm van een netwerkberaad;
  • bepaald dat de minderjarigen:
- [naam3] , geboren op [geboortedatum1] 2008 te [geboorteplaats1] ,
- [naam4] , geboren op [geboortedatum2] 2011 te [geboorteplaats2] .
voorlopig, in afwachting van de resultaten van het netwerkberaad, de hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw;
- bepaald dat de kinderen, voorlopig, in afwachting van het netwerkberaad, bij de man zullen zijn:
- om de week van donderdag tot zondagavond, waarbij de man de kinderen donderdagochtend bij de vrouw ophaalt en naar school brengt en hen zondagavond uiterlijk om 20.00 uur weer bij de vrouw brengt en waarbij [naam4] op vrijdagavond bij de vrouw slaapt;
- gedurende de helft van de vakanties, in onderling overleg te bepalen;
  • bepaald dat de man aan de vrouw, met ingang van 9 juni 2022 een kinderalimentatie ten behoeve van de kinderen(bij co-ouderschap eventueel:
  • bepaald dat de vrouw jegens de man bevoegd is tot het voortgezet gebruik van de echtelijke woning gedurende zes maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking;
  • de verdeling van de huwelijksgemeenschap vastgesteld;
  • iedere verdere beslissing ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de zorgregeling aangehouden.
De rechtbank heeft vervolgens het volgende stuk ontvangen:
- het rapport en advies van de Raad voor de Kinderbescherming te [plaats2] van 5 december 2022, kenmerk SK-1-5JR3MMJ.
Op 9 maart 2023 is de behandeling op de zitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen: de man, bijgestaan door zijn advocaat, de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, alsmede [naam5] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

Beoordeling

De rechtbank handhaaft alles wat in de vorige beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Aan de orde zijn nog de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de zorgregeling.
De hoofdverblijfplaats van de kinderen
Ter zitting heeft de man verklaard dat hij ermee kan instemmen dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw wordt bepaald. Nu dit ook het advies van de Raad is, zal de rechtbank aldus beslissen.
De zorgregeling
Uit het raadsrapport volgt dat de ouders bij de Raad overeengekomen zijn hoe de zorgregeling uitgevoerd moet worden. De Raad heeft in zijn rapport aangegeven dat de Raad deze regeling in het belang van de kinderen acht en de Raad heeft deze dan ook aan de rechtbank geadviseerd.
Ter zitting heeft de vrouw aangegeven dat zij graag ziet dat de bij de Raad overeengekomen zorgregeling wordt vastgesteld.
De man heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij het liefst een co-ouderschapsregeling wil, maar hij heeft tegelijkertijd ook aangegeven dat hij niet aan de kinderen wil trekken. De man heeft verder naar voren gebracht dat hij de communicatie tussen de ouders heel slecht vindt. De man ervaart dat de vrouw de rol van man als vader niet ondersteunt. De man ervaart dat de familie van de vrouw zeer negatief is over hem en dit heeft volgens de man zijn weerslag op de kinderen. Volgens de man doet de vrouw alleen aan informatievoorziening. De man heeft aangegeven dat hij betrokken wil worden bij de besluitvorming over de kinderen. De man ziet graag dat de ouders zich gaan inzetten voor verbetering van de communicatie en heeft voorgesteld dat de ouders gaan deelnemen aan het traject Ouderschapsbemiddeling.
Ter zitting is verder over het traject Ouderschapsbemiddeling gesproken. De vrouw heeft aangegeven dat zij de meerwaarde van een dergelijk traject niet inziet, omdat naar haar mening de communicatie tussen de ouders voldoende is. Ook de Raad heeft aangegeven geen meerwaarde te zien in ouderschapsbemiddeling, omdat de zorgregeling goed loopt en tijdens het raadsonderzoek is gebleken dat met de ouders een goed gesprek te voeren was.
De rechtbank kan de vrouw niet dwingen deel te nemen aan het traject Ouderschapsbemiddeling en daarom is ter zitting verder over de zorgregeling gesproken. De man heeft aangegeven dat hij zich kan vinden in de overeengekomen zorgregeling. De man heeft daarbij wel opgemerkt dat hij er moeite mee heeft dat de vrouw de kinderen altijd de eerste twee weken van de zomervakantie bij zich heeft. Volgends de vrouw is dit omdat zij altijd met een vriendengroep de eerste twee weken van de zomervakantie naar een vakantiepark gaat en de kinderen mee willen. Ter zitting is met de ouders besproken dat de zorgregeling zoals bij de Raad is overeengekomen kan worden vastgelegd met de toevoeging dat de ouders ieder jaar bespreken of het nog nodig is dat de vrouw de kinderen de eerste twee weken van de zomervakantie krijgt, waarbij rekening wordt gehouden met de wens van de kinderen. De ouders hebben aangegeven dat zij zich hierin kunnen vinden. De rechtbank zal daarom de bij de Raad overeengekomen zorgregeling vastleggen met de hierboven genoemde toevoeging.

Beslissing

De rechtbank:
*
bepaalt dat de minderjarigen:
- [naam3] , geboren op [geboortedatum1] 2008 te [geboorteplaats1] ,
- [naam4] , geboren op [geboortedatum2] 2011 te [geboorteplaats2] ,
de hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw;
*
bepaalt dat de volgende (14-daagse) zorgregeling zal gelden:
[naam6] en [naam4] verblijven van zondagavond 20.00 uur tot donderdagochtend naar school bij de vrouw;
[naam6] en [naam4] verblijven hierna van donderdagmiddag uit school tot zondagavond 20.00 uur bij de man (4 dagen); [naam4] wordt door de man van school opgehaald; [naam6] gaat donderdagmiddag zelf naar de man; op vrijdagavond slaapt [naam4] bij de vrouw en zij gaat op zaterdagochtend weer naar de man;
[naam6] en [naam4] verblijven hierna van zondagavond 20.00 uur tot de week er op donderdagochtend naar school bij de vrouw (10 dagen);
de vakanties en feestdagen worden bij helfte verdeeld, in die zin dat:
 in de even jaren de kinderen bij de vrouw zijn de voorjaarsvakantie, één week van de meivakantie, de zomervakantie week 1,2 en 5 en één week van de kerstvakantie;
 in de even jaren de kinderen bij de man zijn één week van de meivakantie, de zomervakantie week 3, 4 en 6, de herfstvakantie en één week van de kerstvakantie;
 in de oneven jaren de kinderen bij de vrouw zijn één week van de meivakantie, de zomervakantie week 1, 2 en 5, de herfstvakantie en één week van de kerstvakantie;
 in de oneven jaren de kinderen bij de man zijn de voorjaarsvakantie, één week van de meivakantie, de zomervakantie week 3, 4 en 6 en één week van de kerstvakantie;
 de ouders bij de vakantieregeling de afspraak hebben dat de vrouw in de even jaren kiest welke week van de mei- en de kerstvakantie haar voorkeur heeft en de man in de oneven jaren kiest welke week van de mei- en kerstvakantie zijn voorkeur heeft;
 de ouders ieder jaar bespreken of het nog nodig is dat de vrouw de kinderen de eerste twee weken van de zomervakantie krijgt, waarbij rekening wordt gehouden met de wens van de kinderen;
*
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. de Jong-Kwestro, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door P. Lahman als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 6 april 2023.