In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2023 een beschikking gegeven in het kader van een echtscheiding tussen de vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.G. Schnoor, en de man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M. Haasjes. De rechtbank heeft eerder op 9 juni 2022 een voorlopige beschikking gegeven waarin de kinderen voorlopig bij de man zouden verblijven, in afwachting van een netwerkberaad door de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad heeft op 5 december 2022 een rapport uitgebracht en geadviseerd over de zorgregeling en hoofdverblijfplaats van de kinderen. Tijdens de zitting op 9 maart 2023 hebben beide ouders hun standpunten toegelicht, waarbij de man zijn voorkeur voor een co-ouderschapsregeling heeft uitgesproken, terwijl de vrouw de huidige regeling wilde handhaven. De rechtbank heeft de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw vastgesteld, met een zorgregeling die in onderling overleg is vastgesteld. De rechtbank heeft de ouders aangespoord om de communicatie te verbeteren en heeft de zorgregeling vastgelegd, waarbij rekening is gehouden met de wensen van de kinderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.