In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot beëindiging van de alimentatieplicht van de man jegens de vrouw. De man verzocht de rechtbank om te verklaren dat zijn alimentatieverplichting was geëindigd, omdat de vrouw sinds 19 juni 2022 samenwoont met een nieuwe partner, [naam03]. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen van 2012 tot 2021 gehuwd zijn geweest en dat in een echtscheidingsconvenant was opgenomen dat de alimentatieverplichting van de man zou eindigen indien de vrouw ging samenwonen als waren zij gehuwd, mits zij de man voorafgaand aan de samenwoning op de hoogte stelde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw en [naam03] een duurzame affectieve relatie hebben en dat er voldoende feiten en omstandigheden zijn die erop wijzen dat zij samenwonen. De rechtbank heeft onder andere gekeken naar observaties van een recherchebureau, waaruit bleek dat [naam03] regelmatig bij de vrouw verbleef en betrokken was bij haar kinderen. De vrouw had echter niet voldaan aan de voorwaarde om de man voorafgaand aan de samenwoning in kennis te stellen, waardoor de rechtbank oordeelde dat de alimentatieverplichting van de man per 19 juni 2022 was geëindigd.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de vrouw geen terugbetalingsplicht heeft voor de ontvangen alimentatie, omdat zij deze had gebruikt voor de betaling van de hypotheek van de voormalige echtelijke woning. De man werd wel veroordeeld tot betaling van de kosten van het rechercheonderzoek, omdat de vrouw hem niet tijdig had geïnformeerd over haar samenwoning. De proceskosten werden gecompenseerd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.