Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 april 2023 in de zaak tussen
[verzoeker] (verzoeker)
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (de staatssecretaris)
Inleiding
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Beslissing
€ 837,00.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het doel 'Arbeid als zelfstandige' heeft aangevraagd. De aanvraag is door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen met een besluit van 12 oktober 2021, waartegen verzoeker bezwaar heeft gemaakt. De voorzieningenrechter heeft op 7 april 2023 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij partijen hebben aangegeven dat zij zonder behandeling ter zitting uitspraak kunnen doen.
De voorzieningenrechter oordeelt dat op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De staatssecretaris heeft in een brief van 17 maart 2023 aangegeven dat er aanleiding is gezien om advies te vragen aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en dat verzoeker door een ambtelijke commissie is gehoord. De staatssecretaris verzet zich niet tegen de toewijzing van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, wat inhoudt dat het bezwaar schorsende werking heeft op het besluit van 12 oktober 2021.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en verbiedt de staatssecretaris om verzoeker uit Nederland te verwijderen tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist. Tevens wordt de staatssecretaris opgedragen het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden en wordt de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 837,00. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier, en is openbaar uitgesproken op 7 april 2023.