ECLI:NL:RBDHA:2023:509
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag onder de Dublinverordening met betrekking tot familiebanden in Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 januari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Jemenitische man, zijn asielaanvraag had ingediend in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 12 januari 2023 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Eiser voerde aan dat hij een hechte band heeft met zijn ouders en broers die in Nederland verblijven, en dat zijn ouders afhankelijk van hem zijn. Hij betoogde dat de cultuur van zijn familie, die collectivistisch is, niet voldoende werd meegewogen door verweerder, wat volgens hem een schending van artikel 1 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zou zijn.
De rechtbank overwoog dat het aan de eiser is om aan te tonen dat er sprake is van een afhankelijkheidsrelatie zoals bedoeld in artikel 16 van de Dublinverordening. De rechtbank concludeerde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd om zijn stelling te onderbouwen. Verweerder had terecht geoordeeld dat de afhankelijkheidsrelatie niet aannemelijk was gemaakt en dat de collectivistische cultuur van eiser geen factor was die meegewogen diende te worden in de beoordeling. De rechtbank oordeelde dat verweerder in redelijkheid geen aanleiding had hoeven zien om de asielaanvraag in behandeling te nemen op basis van artikel 17 van de Dublinverordening.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.