ECLI:NL:RBDHA:2023:5092

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
NL23.1826
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid herkomst en taalanalyse

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Somalische nationaliteit hebbende man, zijn asielaanvraag had ingediend. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de herkomst van de eiser niet geloofwaardig werd geacht. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 9 maart 2023, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De eiser had eerder een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar na twijfels over zijn herkomst werd deze ingetrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de taalanalyse uitgevoerd door TOELT, die concludeerde dat de eiser niet afkomstig was uit het door hem opgegeven gebied in Zuid-Somalië, niet kon worden weerlegd door de door de eiser overgelegde documenten. De rechtbank oordeelde dat de documenten die de eiser had ingediend, waaronder verklaringen van de burgemeester en de Somalische ambassade, niet voldoende objectief verifieerbare informatie boden om de conclusies van de taalanalyse te weerleggen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State relevant waren, maar niet van toepassing op deze zaak. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat de staatssecretaris niet ten onrechte de herkomst van de eiser niet geloofwaardig achtte. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.1826

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. G.E. Jans),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. W. Epema).

ProcesverloopBij besluit van 13 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 9 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Y.H. Mohammed. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1988 en de Somalische nationaliteit te hebben.
2. Eiser is per 21 juni 2011 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Nadat eiser op 15 maart 2016 een aanvraag had ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd, is bij verweerder twijfel ontstaan over de gestelde herkomst van eiser. Er is vervolgens een taalanalyse door het TOELT [1] uitgevoerd en de uitkomst daarvan is dat eiser eenduidig niet afkomstig is uit zijn gestelde herkomstgebied, [plaatsnaam] in Zuid-Somalië. Eiser heeft een contra-expertise laten uitvoeren, waarvan de uitkomst is dat eiser zonder twijfel afkomstig is uit [plaatsnaam].
3. Bij besluit van 5 december 2017 heeft verweerder de aanvraag tot een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd afgewezen en de aan eiser verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingetrokken met terugwerkende kracht tot 21 juni 2011. Het daartegen ingestelde beroep is door deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, bij uitspraak van 31 augustus 2018 gegrond verklaard. [2] Het door verweerder ingestelde hoger beroep is bij uitspraak van 6 februari 2020 door de Afdeling [3] gegrond verklaard. [4] De Afdeling heeft de uitspraak van de rechtbank van 28 augustus 2018 vernietigd en het ingestelde beroep bij de rechtbank in die zaak ongegrond verklaard.
4. Op 4 augustus 2020 heeft eiser een opvolgende aanvraag tot een verblijfsvergunning asiel ingediend. Deze aanvraag is bij besluit van 23 september 2020 niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van nieuwe elementen of bevindingen. Het daartegen ingestelde beroep is ongegrond verklaard bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, van 20 oktober 2020. [5]
5. Op 16 juni 2021 heeft eiser de huidige asielaanvraag ingediend. Daarbij heeft hij diverse documenten overgelegd: een verklaring van de burgemeester van [plaatsnaam] met vier getuigen, een paspoort en identiteitskaart, een nationaliteitsverklaring, een geboorteverklaring en een verklaring van de Somalische ambassade. Met deze stukken wil eiser de door hem gestelde herkomst uit [plaatsnaam] alsnog aannemelijk maken.
6. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw. [6] Verweerder heeft overwogen dat eiser met de door hem overgelegde documenten nog altijd de door hem gestelde herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt.
7. Op wat eiser daartegen aanvoert, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Uitspraak van de Afdeling van 12 januari 2023
8. Eiser voert onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 12 januari 2023 [7] aan dat de taalanalyse van TOELT in dit geval geen bruikbaar middel is voor de herkomstbepaling van eiser.
9. De rechtbank stelt vast dat de Afdeling in de uitspraak van 6 februari 2020 heeft geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de contra-expertise die eiser heeft laten uitvoeren op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Daarbij is onder meer van belang geacht dat de door eiser ingeschakelde contra-expert onbetrouwbare geluidsopnames heeft gebruikt voor zijn conclusie en dat niet deugdelijk is onderbouwd hoe de contra-expert tot zijn conclusie over eisers spraakgebruik is gekomen. De Afdeling komt tot de conclusie dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de taalanalyse van TOELT in het geval van eiser geen bruikbaar middel is bij de beoordeling van de juistheid van de verklaring van eiser dat hij uit Zuid-Somalië komt. Dit oordeel staat in rechte vast.
10. Het beroep van eiser op de uitspraak van de Afdeling van 12 januari 2023 slaagt niet, nu geen sprake is van een vergelijkbaar geval. In de uitspraak van 12 januari 2023 was, anders dan in het geval van eiser, namelijk wel sprake van een contra-expertise die zorgvuldig tot stand was gekomen en tot een andere uitkomst heeft geleid dan de taalanalyse van TOELT. Hierdoor ontstond de situatie van twee deskundigenberichten met verschillende uitkomsten. Bij een dergelijke situatie is de taalanalyse van TOELT dan geen bruikbaar hulpmiddel bij de beoordeling van de juistheid van de verklaring van een vreemdeling over zijn land van herkomst. Zoals uit rechtsoverweging 7 volgt is hiervan in de zaak van eiser geen sprake. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Documenten
11. Eiser voert verder aan dat verweerder in strijd met het arrest LH [8] heeft gehandeld, nu de door eiser overgelegde documenten niet bij de beoordeling zijn betrokken. Eiser heeft voldoende documenten overgelegd om zijn herkomst aannemelijk te maken.
12. Het arrest LH heeft betekenis voor de manier waarop verweerder uitvoering geeft aan artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw, waar het gaat om de vraag of de opvolgende aanvraag nieuwe elementen of bevindingen bevat. Nu dit niet aan de orde is in deze zaak, kan het beroep van eiser op het arrest LH dan ook niet slagen.
13. Daarnaast heeft verweerder, anders dan eiser meent, de door eiser overgelegde documenten kenbaar en voldoende betrokken bij de beoordeling van de aanvraag. Tijdens het gehoor is eiser bevraagd over de documenten en in het bestreden besluit heeft verweerder gemotiveerd waarom deze niet kunnen leiden tot een ander oordeel over eisers gestelde herkomst. De rechtbank volgt verweerder in zijn overweging dat de verklaring van de Somalische ambassade niet is gebaseerd op objectief verifieerbare informatie. Hoewel aan een verklaring van de Somalische ambassade wel waarde toekomt, heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat de conclusie van de ambassadeur, zonder achtergrond over zijn taalkennis, niet kan worden gezien als een contra-expertise die de conclusie van de taalanalyse van TOELT terzijde kan schuiven. Verweerder heeft er verder terecht op gewezen dat de ambassadeur zich mede heeft gebaseerd op verklaringen van eiser die eerder hebben geleid tot de intrekking van zijn verblijfsvergunning. Daarnaast is deze verklaring gebaseerd op verklaringen van eisers moeder, vier oudsten en de burgemeester van [plaatsnaam], waarvan niet is gebleken dat die verklaringen zijn onderbouwd met objectief verifieerbare bronnen. Verweerder heeft voorts aan de verklaring van de burgemeester niet de waarde hoeven hechten die eiser daaraan wenst te hechten, nu deze verklaring is opgemaakt op basis van de verklaringen van eisers moeder. Bovendien is door Bureau Documenten over deze verklaring vastgesteld dat bij legalisatie met behulp van correctievloeistof gegevens zijn verwijderd. Hierover is door eiser geen duidelijkheid verschaft. Verder heeft verweerder terecht overwogen dat uit het overgelegde paspoort, de identiteitskaart, de nationaliteitsverklaring en de geboorteverklaring niet blijkt dat eiser afkomstig is uit [plaatsnaam] en zijn gehele leven dan wel een groot deel van zijn leven daar heeft gewoond. Over de door eiser in beroep overgelegde getuigenverklaring heeft verweerder zich ook terecht op het standpunt gesteld dat dit geen objectief verifieerbare verklaring betreft. Verweerder heeft daarom kunnen concluderen dat de door eiser overgelegde documenten onvoldoende zijn om de conclusies uit de taalanalyse van TOELT te weerleggen.
14. Van handelen in strijd met IB [9] 2022/97 is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Dat eiser meerdere documenten heeft overgelegd, maakt niet dat verweerder de gestelde herkomst van eiser aannemelijk dient te achten, nu verweerder, zoals hierboven is overwogen, terecht heeft overwogen dat daarmee geen sprake is van objectief verifieerbare informatie over eisers herkomst.
15. Verweerder heeft gelet op het voorgaande niet ten onrechte eisers herkomst niet alsnog geloofwaardig geacht.
Conclusie
16. Het beroep is ongegrond.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr.W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Team Onderzoek en Expertise Land en Taal.
2.Zaaknummer NL17.14548.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.Zaaknummer 201807801/1/V2.
5.Zaaknummer NL20.17408.
6.Vreemdelingenwet 2000.
7.Zaaknummer 202103071/V1.
8.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 juni 2021, ECLI:EU:C:2021:478.
9.Informatiebericht.