1.5.Op 25 augustus 2019 heeft eiser een aanvraag ingediend voor een WW-uitkering. Bij besluit van 13 september 2019, gehandhaafd bij het bestreden besluit van
29 mei 2020, heeft verweerder de gevraagde uitkering wegens verwijtbare werkloosheid
blijvend geheel geweigerd. Verweerder stelt zich daarbij op het standpunt dat aan de
werkloosheid een dringende reden ten grondslag ligt en dat eiser ter zake een verwijt kan
worden gemaakt. Volgens verweerder is er dan ook sprake van verwijtbare werkloosheid
als bedoeld in artikel 24, tweede lid, onder a, van de WW.
Wat vindt eiser?
2. Eiser betwist dat hij verwijtbaar is ontslagen en betwist de gedragingen op grond waarvan hij is ontslagen met een verwijzing naar een overzicht, waarin de gedragingen door eiser zijn beschreven. Verder stelt eiser zich op het standpunt dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de verwijtbaarheid. Bij de beoordeling is niet meegenomen dat er sprake was van een pilot. Voorts is eiser van mening dat het oordeel van de ambulancedienst Den Haag dat eiser niet geschikt zou zijn voor de functie onhoudbaar is. Eiser is immers veertien maanden na zijn ontslag wederom als ambulancemedewerker in dienst getreden bij de ambulancedienst in Amsterdam, waar hij eerder ook al vijf jaar heeft gewerkt zonder problemen. Eiser stelt zich tot slot nog op het standpunt dat hij ten onrechte geen mogelijkheid op verbetering heeft gekregen en zelfs bij zijn werkgever geen mogelijkheid op wederhoor. Hiertoe verwijst eiser naar de uitspraak van de CRvB van
12 mei 2022, waarin is geoordeeld dat eiser ten onrechte geen verbeterkans heeft gekregen en het college gelet daarop niet bevoegd was om ontslag te verlenen aan eiser.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser in de ontslagprocedure de gedragingen grotendeels heeft bevestigd. In het gesprek van 6 juni 2019, het daarna door eiser opgestelde reflectieverslag van 6 juni 2019 en het verslag van de hoorzitting van
17 oktober 2019 heeft eiser de gedragingen toegegeven. Eiser stelt echter de ernst van de gedragingen ter discussie. Voorts is verweerder van oordeel dat uit het bestreden besluit genoegzaam blijkt dat alle feiten en omstandigheden zijn betrokken bij de beoordeling en verweerder aldus voldoende onderzoek heeft verricht. Dat het ontslagbesluit is vernietigd door de CRvB leidt volgens verweerder niet tot een ander oordeel met betrekking tot de verwijtbaarheid van de werkloosheid van eiser. Immers, uit de uitspraak volgt dat de dringende redenen wel aanwezig waren. Het bestreden besluit kan dan ook worden gehandhaafd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Op grond van artikel 24, eerste lid, aanhef en onder a, van de WW voorkomt de werknemer dat hij verwijtbaar werkloos wordt. Er is sprake van verwijtbare werkloosheid indien aan de werkloosheid een dringende reden ten grondslag ligt in de zin van artikel 7:678 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en de werknemer ter zake een verwijt kan worden gemaakt. Als de werknemer de verplichting om verwijtbare werkloosheid te voorkomen niet is nagekomen, brengt verweerder op grond van artikel 27, eerste lid, eerste zin van de WW een bedrag blijvend op de uitkering in mindering, tenzij het niet nakomen van de verplichting de werknemer niet in overwegende mate kan worden verweten.
5. Ter beoordeling ligt voor of verweerder terecht heeft beslist dat eiser verwijtbaar werkloos is geworden als omschreven in artikel 24, tweede lid, aanhef en onder a, van de WW.