ECLI:NL:RBDHA:2023:5143

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
NL22.1896, AWB 21/4519
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning op basis van schijnrelatie en tegenstrijdige verklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Ghanese nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor verblijf als familie- of gezinslid, maar deze werd afgewezen op basis van het ontbreken van een duurzame en exclusieve relatie met zijn referente. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser en referente op essentiële punten tegenstrijdig hebben verklaard over hun relatie, wat de staatssecretaris als reden heeft aangevoerd voor de afwijzing van de aanvraag. De rechtbank heeft de feiten en verklaringen van eiser en referente zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de staatssecretaris zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van een gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, omdat er inmiddels uitspraak was gedaan in het beroep. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat verweerder geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.1896 (beroep) en AWB 21/4519 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer/voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J.P. Sanchez Montoto),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. van Dam).

Procesverloop

Bij besluit van 8 juli 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning voor verblijf als familie- of gezinslid afgewezen.
Bij besluit van 14 januari 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep (NL22.1896) ingesteld. Ook heeft eiser de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening (AWB 21/4519) te treffen.
De rechtbank heeft – op verzoek van verweerder – de behandeling van het beroep op
21 juli 2022 uitgesteld, zodat een aanvullende hoorzitting gehouden kon worden. Deze hoorzitting heeft op 27 juli 2022 plaatsgevonden.
Bij besluit van 3 oktober 2022 (aanvullend besluit) heeft verweerder naar aanleiding van de hoorzitting het bestreden besluit aangevuld.
Deze beroepsprocedure richt op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zowel tegen het bestreden besluit als het aanvullende besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 6 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser en referente zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde en de tolk dhr. A.K. Umar. Ook verschenen zijn de informanten, dhr. [A] en dhr. [B] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1970 en heeft de Ghanese nationaliteit. Eiser wenst verblijf bij mevrouw [referente] (referente).
2. Verweerder heeft de afwijzing van de aanvraag in het bestreden besluit gehandhaafd, omdat eiser niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste. Eiser heeft volgens verweerder namelijk niet aannemelijk gemaakt dat hij een duurzame en exclusieve relatie heeft met referente zodat er geen sprake is van familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM [1] . Bij het aanvullende besluit heeft verweerder de ongegrondverklaring van het bezwaar gehandhaafd, nu eiser en referente bij de hoorzitting tegenstrijdig en inconsistent verklaard hebben op essentiële punten van hun gestelde relatie.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser voert – kort samengevat – het volgende aan. Eiser en referente hebben wel degelijk aangetoond een duurzame en exclusieve relatie te hebben. Ten aanzien van het bestreden besluit voert eiser aan dat hij en referente op hetzelfde adres staan ingeschreven in het BRP [2] en dat zij meerdere foto’s en stukken hebben overgelegd, waaruit hun relatie en samenwoning blijkt. Ook is het feit dat eiser en referente samen thuis waren tijdens het onverwachte huisbezoek van de vreemdelingenpolitie (de AVIM) ten onrechte niet bij het besluit betrokken. Ook is het bestreden besluit in strijd is met de Gezinsherenigingsrichtlijn [3] en het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel. Ten aanzien van het aanvullende besluit heeft eiser gesteld dat verweerder miskent dat een meerderheid van de verklaringen van eiser en referente gelijkluidend zijn. Ook heeft eiser de tegenstrijdigheden en inconsistenties verklaard.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een duurzame en exclusieve relatie heeft met referente. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4.1
De rechtbank stelt voorop dat het aan eiser is om zijn aanvraag met stukken te onderbouwen. Verweerder heeft die onderbouwing in het geval van eiser onvoldoende kunnen vinden. Zo is van belang dat de antwoorden van eiser en referent op de “Vragenlijst voor verblijf bij partner” heel kort en beperkt zijn, terwijl het bijgevoegde formulier duidelijk vermeldt dat deze vragenlijst uitgebreid en gedetailleerd moet worden beantwoord. Ook heeft verweerder erop kunnen wijzen dat de antwoorden onvoldoende met stukken zijn onderbouwd. Eiser heeft in bezwaar wel foto’s overgelegd, maar gezien het beperkte aantal heeft verweerder dat in het bestreden besluit onvoldoende mogen vinden. In beroep heeft eiser meer foto’s en verklaringen ingediend, maar ten aanzien van wie deze foto’s heeft gemaakt verklaren eisers wisselend. De bewijskracht van de overgelegde verklaringen is verder beperkt, omdat deze niet objectief zijn en nauwelijks worden ondersteund door andere stukken die wel objectief zijn [4] . Temeer nu referente op de hoorzitting verklaard heeft de buurman [C] niet te kennen terwijl deze buurman een verklaring heeft opgesteld ter onderbouwing van de gestelde relatie. Verweerder heeft dan ook niet de door eiser gewenste bewijswaarde aan deze verklaringen hoeven te hechten. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat er is nagevraagd of er een huisbezoek heeft plaatsgevonden door de AIVM, daar is echter niets van bekend. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze mededeling te twijfelen.
4.2
De rechtbank stelt met verweerder vast dat eiser en referente op essentiële punten tegenstrijdig hebben verklaard, onder andere over het verloop van de eerste ontmoeting, de ontwikkeling naar een liefdesrelatie en de samenwoning. Zo hebben eisers over het verloop van de eerste ontmoeting uiteenlopend verklaard. Dat eiser en referente wel gelijkluidend verklaard hebben over de plaats van de eerste ontmoeting, doet daaraan niet af. Daarbij is er niet eenduidig verklaard over het eerste bezoek aan de woning van referente en de aanwezigheid van de broer van referente daarbij. Voorts heeft verweerder terecht opgemerkt dat er uiteenlopend verklaard wordt over de startdatum van de samenwoning en de ontwikkeling naar een liefdesrelatie. Ook heeft verweerder terecht meegewogen dat over de gezamenlijke activiteiten tijdens het weekend voorafgaand aan de hoorzitting inconsistent is verklaard. Tenslotte hebben eiser en referente weinig kennis over elkaars familie- en privéleven. Zo kon wist referente niet dat de vader van eiser is overleden, kon zij niet de juiste namen van de broer en zus van eiser noemen en wist zij niet dat eiser bij een restaurant heeft gewerkt. Nu juist deze verklaringen zien op onderdelen die een liefdesrelatie van een vriendschappelijke relatie onderscheiden, heeft verweerder hier groot gewicht aan mogen toekennen. De enkele stelling dat er meer gelijkluidende verklaringen zijn dan tegenstrijdige verklaringen doet hier - voor zover dit al juist zou zijn - niet aan af. De verklaringen die de heren [A] en [B] op de zitting hebben afgelegd, maken dit oordeel niet anders. Zo heeft de heer [B] verklaard dat eiser hem heeft verteld dat hij een vriendin heeft, maar dat hij verder niets weet over de gestelde relatie. Weliswaar kent de heer [A] eiser en referente uit de kerk en begeleidt hij hen in het proces om met elkaar te gaan trouwen, maar dit doet er niet aan af dat verweerder bij de beoordeling van deze zaak de nadruk heeft mogen leggen op de verklaringen van eiser en referente over de door hun gestelde relatie.
4.3
Verweerder heeft zich dan ook op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een duurzame en exclusieve relatie heeft met referente. Verweerder heeft eiser daarom terecht niet vrijgesteld van het mvv-vereiste. Reeds hierom dient het beroep ongegrond verklaard te worden en de overige beroepsgronden behoeven geen verdere bespreking.
Wat is de conclusie?
5. Het beroep is ongegrond.
6. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van de vereiste connexiteit [5] .
7. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met de uitspraak op het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
U ziet deze datum hierboven.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening is geen hoger beroep of verzet mogelijk.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
2.Basisregistratie Personen
3.Richtlijn 2003/86/EG.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 17 september 2019, rechtsoverweging 2.2, ECLI:NL:RVS:2021:2095.
5.Op grond van artikel 8:81 en artikel 8:83, derde lid, van de Awb.