ECLI:NL:RBDHA:2023:5164

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
NL23.8114 AWB 23/2935
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke maatregel van plaatsing in Handhaving- en Toezichtlocatie na incident met geweld

Op 12 april 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen de eiser, een Syrische asielzoeker, en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser was op 24 februari 2023 geplaatst in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen na een incident waarbij hij agressief gedrag vertoonde, waaronder het dreigen met een mes. De rechtbank heeft de bestreden besluiten van het COA en de staatssecretaris beoordeeld, waarbij de eiser in beroep ging tegen de plaatsing en de vrijheidsbeperkende maatregel die aan hem was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat het COA voldoende informatie had om de HTL-maatregel op te leggen, en dat de gedragingen van de eiser een zeer grote impact hadden op de veiligheid van anderen. De rechtbank concludeerde dat de bestreden besluiten rechtmatig waren en verklaarde de beroepen ongegrond. De uitspraak werd gedaan door rechter J.Y.B. Jansen, in aanwezigheid van griffier A. Hoekstra.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB23/2935 en NL23.8114

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 april 2023 in de zaak tussen

[naam], eiser,
geboren op [datum],
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.G. Wiebes),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), verweerder 1,

alsmede

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder 2,

(gemachtigde: [naam]).

Procesverloop

Bij besluit van 24 februari 2023 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder 1 besloten om eiser op grond van artikel 10, eerste lid aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 te plaatsen in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen (hierna: het plaatsingsbesluit).
Verzoek om een voorlopige voorziening (AWB23.2936)
Bij besluit 24 februari 2023 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder 2 aan eiser de maatregel van beperking van de vrijheid opgelegd, zoals bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) (hierna: de vrijheidsbeperkende maatregel).
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld en de gronden ingediend. Het beroep tegen bestreden besluit 1 staat geregistreerd onder het zaaknummer AWB 23/2935 Het beroep tegen bestreden besluit 2 staat geregistreerd onder het zaaknummer NL23.8114.
Verweerder 1 heeft een verweerschrift ingediend
De rechtbank heeft de beroepen op 31 maart 2023 gevoegd ter zitting behandeld. Eiser, zijn echtgenote en zijn gemachtigde zijn verschenen. Tevens is een tolk verschenen. Verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Bij bestreden besluit 1 heeft verweerder 1 besloten om eiser met ingang van 24 februari 2023 in de HTL te Hoogeveen te plaatsen. Door verweerder 1 is geconstateerd dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die zijn te kwalificeren als gedragingen die een zeer grote impact hebben doen ontstaan. Zo heeft eiser agressie en geweld jegens het personeel getoond. Eiser heeft daarbij gedreigd met een mes, zowel ten opzichte van het personeel als zichzelf, midden in een openbare ruimte. Ook heeft eiser gedrag vertoond met als doel om mensen op te ruien tegen het aanwezige personeel en politie. Het incident heeft een zeer grote impact op de veiligheidsgevoel van de medewerkers en medebewoners, waaronder kinderen en vrouwen, door een wapen in de hal te nemen en medebewoners op te ruien. Eisers zienswijze naar aanleiding van het voornemen om een maatregel op te leggen geeft verweerder 1 geen aanleiding om een ander standpunt in te nemen. Eisers gedragingen zijn volgens verweerder 1 wat betreft aard en omvang zodanig ernstig, dat dit de plaatsing in een HTL rechtvaardigt.
2. Bij bestreden besluit 2 heeft verweerder 2 de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 56 van de Vw 2000 aan eiser opgelegd en hem verplicht om zich met ingang van 24 februari 2023 in een deel van de gemeente Hoogeveen, te weten binnen de op de bijgevoegde plattegrond aangegeven gebieden, op te houden. Verweerder 2 heeft overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert en heeft ter motivering van dit besluit verwezen naar het bestreden besluit 1, waarin de incidenten die zich hebben voorgedaan zijn toegelicht. Verweerder 2 heeft in de door eiser aangevoerde bijzondere omstandigheden geen aanleiding gezien om de van het opleggen van de maatregel af te zien. Van belang is dat eiser in de HTL voldoende toegang heeft tot psychische en medische zorgverlening.
3. Namens eiser is in de schriftelijke gronden van beroep ten aanzien van het bestreden besluit 1 het volgende – samengevat – aangevoerd. Eiser stelt zich op het standpunt dat de feiten en omstandigheden zoals deze door verweerder 1 zijn geschetst niet volledig juist zijn en een verdraaide weergave geven van het incident dat heeft plaatsgevonden. Eiser betoogt dat hij de hulp van het personeel heeft ingeroepen vanwege de leefomstandigheden, de problemen met jonge mannen en de aanhoudende wietgeur in hun leefruimte. Eiser heeft bevestigd dat hij uit onvrede lawaai heeft gemaakt in zijn kamer, op muren heeft geslagen en uiteindelijk uit emotie een mesje heeft gepakt dat hij in zijn eigen richting hield. Eiser betwist dat hij medebewoners heeft proberen op te ruien tegen het aanwezige personeel of de politie. Eiser stelt dat hij zelf niet de menigte heeft meegenomen, maar dat zij op het voorval zijn afgekomen vanwege hetgeen eiser is overkomen en uit onvrede. Ook betwist eiser dat hij nadien heeft gedreigd om de boel kort en klein te slaan. Zijn echtgenoot heeft op de deur/muur geslagen omdat zij bang was dat eiser zonder haar zou worden weggebracht. Eiser heeft voorts betoogd dat verweerder een onjuiste weergave heeft gegeven van het feitencomplex in de gegeven samenvatting. Daarnaast is het ook relevant dat er geen strafrechtelijk onderzoek is verricht naar het incident. Eiser acht het daarom van belang dat de betrokken COA-medewerkers ter zitting zullen worden opgeroepen teneinde als getuigen te worden gehoord. Eiser beschikt niet over hun persoonsgegevens, verweerder zal hierover duidelijkheid dienen te verschaffen.
3.1.
Ten aanzien van de vrijheidsbeperkende maatregel is namens eiser aangevoerd dat,
nu verweerder 1 niet had kunnen besluiten tot het opleggen van een HTL-maatregel, verweerder 2 geen vrijheidsbeperkende maatregel had mogen opleggen. Het bestreden besluit niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en onvoldoende gemotiveerd. Volgens eiser is er ten onrechte in de maatregel geconstateerd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die een zeer grote impact hebben doen ontstaan.
4. Verweerders hebben zich -samengevat – op het standpunt gesteld dat de bestreden besluiten op goede gronden zijn opgelegd. Terecht is het zwaaien met een mes in een opgewonden gemoedstoestand, in de nabijheid van anderen, aangemerkt als een incident met een zeer grote impact. Er is gerapporteerd op basis van (kort na de gebeurtenissen) afgelegde waarnemingen van (tenminste) acht Coa-medewerkers, zes brandwachten en vijf Trigion-medewerkers. Het aanbod van eiser om ter zitting filmbeelden te tonen is tardief, en -zoals ter zitting voorts is gesteld- per definitie een momentopname. Ten aanzien van eisers stelling dat er geen rekening is gehouden met zijn psychische situatie, hebben verweerders opgemerkt dat voordat eiser in de HTL is geplaatst, bij de GZA is verifieerd of de medische situatie van eiser eraan in de weg stond. De GZA heeft 24 februari 2023 akkoord gegeven. Voorts is verwezen naar het maatregelenbeleid op grond waarvan verweerder 1 asielzoekers en vergunninghouders in de HTL kan plaatsen indien er sprake is van onaanvaardbaar gedrag dat kan worden gekwalificeerd als één of meerdere incidenten met (zeer) grote impact. Er zijn geen contra-indicaties van toepassing op eiser.
5. De rechtbank overweegt ten aanzien van het bestreden besluit 1 als volgt.
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is het niet van belang of een strafrechtelijk onderzoek naar het incident van 22 februari 2023 is gestart. Evenmin is het van belang of de eerdere incidenten waarbij eiser betrokken is geweest op zichzelf of in onderling verband bezien, het opleggen van een HTL-maatregel kunnen rechtvaardigen. De vraag is of het COa over voldoende informatie beschikte om de HTL-maatregel op te baseren.
5.2.
De rechtbank merkt allereerst op dat voor de oplegging van onderhavige (bestuurlijke) maatregelen niet is vereist dat de incidenten wettig en overtuigend zijn bewezen. Voldoende is dat het aannemelijk is dat deze incidenten zich hebben voorgedaan.
De rechtbank gaat, anders dan eiser, uit van het incident zoals opgenomen in de verslaglegging van het COa, opgemaakt op basis van diverse, kort na de gebeurtenissen opgenomen, verklaringen.
5.3.
Uit het “bewonerdossier tbv HTL rechtszaken” van COa ten name van eiser, incident [nummer] d.d. 22 februari 23 blijkt dat eiser, na een klacht over wietgeur die om zijn kamer hing, niet tevreden is over het antwoord (er zullen extra rondes worden gelopen en kamercontroles worden gedaan), naar zijn kamer ‘stormt’ en schreeuwt dat hij voor problemen gaat zorgen, waarna hij terugkeert met een mes in zijn hand en zijn shirt uitgedaan. Een brandwacht heeft ingegrepen door het mes van eiser af te pakken, waarna deze brandwacht eiser naar een ruimte van GZA wilde brengen. Doordat eiser van alles hard roept, ontstaat een toeloop van zo’n 100 personen. Ook schreeuwt en wijst eiser nadrukkelijk naar een specifieke COa-medewerker. Diverse personen worden geslagen. De brandwacht krijgt klappen op zijn hoofd en is aan de haren getrokken. Eerst is er alarm geslagen (Code Alpha), daarna nog brand gemeld (code Bravo). De politie is op de locatie aangekomen met negen wagens, waaronder politie in burger en honden. De politie is meerdere keren de zaal in geweest vanwege de grote menigte en onrust. Daarbij zijn eiser en nog twee andere bewoners, die het meest bijdroegen aan het tumult en de negatieve sfeer, meegenomen en apart gezet.
5.4.
De rechtbank is van oordeel dat de informatie uit deze verslaglegging voldoende en concreet is en gaat, anders dan eiser, uit van het incident zoals opgenomen in de verslaglegging van het COa. Niet is betwist dat eiser een (steek)wapen ter hand heeft genomen. Verder is ook niet betwist dat eiser tegen muren en deuren heeft geslagen en geschopt. Dit gedrag heeft uiteindelijk ook geleid tot grote onrust.
Hierdoor heeft hij een onwenselijke en gevaarlijke situatie gecreëerd. De enkele ontkenning van eiser dat hij het mes richting zichzelf had gericht en niemand heeft bedreigd, tegenover de verslaglegging van het COa, acht de rechtbank in dit geval onvoldoende om te twijfelen aan de door verweerder 1 geschetste gang van zaken. Verweerder 1 heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat door eiser daarmee een opruiende rol aannam, en hiermee het de-escaleren van de situatie hinderde.
Het COa heeft op basis hiervan voldoende aanleiding mogen zien om aan te nemen dat eiser betrokken was geweest bij een incident dat zeer grote impact op
De rechtbank ziet in wat eiser in de gronden van beroep en ter zitting heeft gesteld geen aanleiding om te twijfelen aan de feitelijke beschrijving van het incident.
Op grond hiervan heeft verweerder aan eiser de HTL-maatregel mogen opleggen. Het COa heeft daarbij terecht meegewogen dat eerdere inspanningen van het COa in de richting van eiser er niet toe hebben geleid dat eiser zijn gedrag heeft gebeterd. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder 1 terecht en op goede gronden de HTL-maatregel aan eiser opgelegd heeft.
5.5.
Verder oordeelt de rechtbank dat, nu bestreden besluit 2 voor wat betreft de motivering een verwijzing bevat naar het bestreden besluit 1, dit besluit rechtmatig is geacht en eiser overigens geen gemotiveerde beroepsgronden naar voren heeft gebracht tegen dit besluit, het beroep tegen besluit 2 niet slaagt.
6. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van A. Hoekstra, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier is rechter
buiten staat te tekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover betrekking hebbend op het bestreden besluit 1, kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Tegen deze uitspraak, voor zover betrekking hebbend op bestreden besluit 2, staat geen rechtsmiddel open.