In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd niet in behandeling genomen omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. Th. H. Meeuwis. Tijdens de zitting op 21 maart 2023 is eiser verschenen, met als tolk A.M. Karim, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. A. Bondarev.
De rechtbank heeft overwogen dat de Staatssecretaris een overnameverzoek naar Italië heeft gestuurd, dat door Italië is geaccepteerd. Eiser voerde aan dat hij in Italië zijn vingerafdrukken had moeten afstaan, maar daar geen asiel had aangevraagd. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris op basis van de Dublinverordening correct handelde, maar dat er twijfels waren over de opvangcapaciteit in Italië. Eiser verwees naar een circular letter van de Italiaanse autoriteiten waarin werd verzocht om overdrachten op te schorten vanwege het ontbreken van opvangvoorzieningen.
De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris onvoldoende onderzoek had gedaan naar de opvangsituatie in Italië en dat het besluit om de asielaanvraag niet in behandeling te nemen niet zorgvuldig was voorbereid. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de Staatssecretaris opgedragen binnen vier weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,00. De uitspraak is openbaar gemaakt op 4 april 2023.