In de uitspraak van 5 april 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaken met de nummers NL23.5379 en NL23.5381. Verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. H. Meijerink, hadden een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. A. Bondarev, had de aanvragen van verzoekers niet in behandeling genomen, met als argument dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van deze aanvragen.
Tijdens de zitting op 21 maart 2023 is het verzoek behandeld, waarbij verzoeker aanwezig was en verzoekster niet. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er al een uitspraak was gedaan op de bodemzaken NL23.5378 en NL23.5380, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. De verzoeken om voorlopige voorziening zijn dan ook afgewezen.
Desondanks heeft de voorzieningenrechter verweerder veroordeeld in de proceskosten die verzoekers hebben gemaakt. Deze kosten zijn vastgesteld op € 837,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.