ECLI:NL:RBDHA:2023:518

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
AWB 22/1306
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet betalen griffierecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, wiens duurzaam verblijfsrecht door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was beëindigd, heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Dit bezwaar werd echter niet-ontvankelijk verklaard in het bestreden besluit van 15 februari 2022. Eiser heeft op 18 februari 2022 beroep ingesteld tegen dit besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser het griffierecht van € 184 niet heeft betaald en ook geen onderbouwd beroep op betalingsonmacht heeft gedaan. Eiser heeft meerdere kansen gekregen om het griffierecht te betalen of om zijn betalingsonmacht te onderbouwen, maar heeft hier niet op gereageerd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen verontschuldiging voor het verzuim is gegeven en dat het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De rechtbank heeft in haar beslissing het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en is openbaar gemaakt op 12 januari 2023. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak, binnen een termijn van zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 22/1306

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 2 januari 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder vastgesteld dat het duurzaam verblijfsrecht van eiser wordt beëindigd.
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. In het besluit van 15 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld op 18 februari 2022.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb wordt van de indiener van een beroepschrift griffierecht geheven. Voor eiser is het griffierecht vastgesteld op € 184.
2. Op 6 mei 2022 heeft eiser verzocht om vrijstelling van het griffierecht vanwege betalingsonmacht. Bij brief van 9 mei 2022 heeft de rechtbank aan eiser verzocht om binnen een termijn van twee weken de gevraagde gegevens in te dienen. Op 3 juni 2022 heeft eiser een formulier ingediend voor vrijstelling van het griffierecht. Bij brief van 16 juni 2022 heeft de rechtbank het beroep op betalingsonmacht afgewezen.
3. Bij brief van 18 juni 2022 is eiser in de gelegenheid gesteld het griffierecht binnen vier weken te betalen of binnen die termijn een onderbouwd beroep op betalingsonmacht te doen. Daarbij is hij tevens gewezen op de mogelijkheid dat zijn beroep anders niet-ontvankelijk verklaard kan worden.
4. Eiser heeft niet binnen voornoemde termijn het griffierecht betaald. Ook heeft eiser niet een op juiste wijze onderbouwd beroep op betalingsonmacht gedaan. Er is daarom op 17 juli 2022 aan eiser een nieuwe aangetekende brief verstuurd. Eiser is daarbij opnieuw in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen vier weken te betalen, dan wel binnen die termijn een onderbouwd beroep op betalingsonmacht te doen. Eiser is nogmaals gewezen op de mogelijkheid dat zijn beroep anders niet-ontvankelijk verklaard kan worden.
5. De rechtbank stelt vast dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is ontvangen en dat er ook geen gegevens ter onderbouwing van het beroep op betalingsonmacht zijn aangeleverd.
6. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
7. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, op 12 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.