ECLI:NL:RBDHA:2023:5190

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
NL22.18427, NL22.18428 en NL22.18429
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Iraanse eisers op grond van ongeloofwaardige verklaringen en onvoldoende bewijs van vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 april 2023 uitspraak gedaan in de asielaanvragen van drie Iraanse eisers, waaronder een moeder en haar dochter. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had hun aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen, omdat deze als (kennelijk) ongegrond werden beschouwd. De eisers stelden dat zij bedreigd werden door een zakelijke tegenstander in Iran, en dat hun familiegeschiedenis met de Mujahedin-e-Khalq (MKO) hen in gevaar zou brengen bij terugkeer naar Iran. Tijdens de zitting op 16 februari 2023 werden de eisers bijgestaan door hun gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft de verklaringen van de eisers beoordeeld en geconcludeerd dat de staatssecretaris de relevante elementen van hun asielrelaas, zoals de bedreigingen en problemen met de overheid, ongeloofwaardig heeft mogen achten. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft vastgesteld dat de eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun vrees voor vervolging. De rechtbank heeft de beroepen van de eisers ongegrond verklaard en de afwijzing van hun asielaanvragen bevestigd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.18427, NL22.18428 en NL22.18429

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiseres 1] (eiseres), [eiser] (eiser), en [eiseres 2] (de dochter van eiseres), tezamen, eisers
V-nummers: [v-nummer 1] , [v-nummer 2] en [v-nummer 3]
(gemachtigde: mr. B.A. Palm), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (de staatssecretaris)
(gemachtigde: mr. F. Saglik).

Procesverloop

Bij besluiten van 18 augustus 2022 (de bestreden besluiten) heeft de staatssecretaris de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als (kennelijk) ongegrond.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 16 februari 2023 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Gholami. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verder is verschenen [zoon] , de zoon van eiseres.

Overwegingen

Algemeen
1. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris in de beschikkingen van eiser en de dochter voor de motivering daarvan heeft verwezen naar de beschikking van eiseres en de motivering daarvan. Alleen in de zaak van eiseres zijn beroepsgronden geformuleerd. Op de zitting heeft de gemachtigde van eisers laten weten dat deze beroepsgronden ook gericht zijn tegen de negatieve beschikkingen van eiser en de dochter van eiseres. Gelet hierop zal de rechtbank de zaken gezamenlijk in één uitspraak behandelen en daarbij de zaak van eiseres als uitgangspunt nemen.
Inleiding
2. Eiseres stelt van Iraanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1970. Eiseres heeft op 15 juli 2020 een asielaanvraag ingediend. Eiseres heeft het volgende aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd. Zij en haar man hebben een zakelijk geschil met de heren [A] en [B] . Zij hebben geld geïnvesteerd in een fabriek, maar nooit teruggekregen. [A] heeft veel macht in Iran en korte lijnen met de autoriteiten. Hierdoor is de door eisers aangespannen rechtszaak in het voordeel van [A] uitgevallen. [A] dreigt eiseres bij de autoriteiten aan te geven als spion voor de Mujahedin-e-Khalq (MKO). Verder kan de familiegeschiedenis van eiseres met de MKO op zichzelf leiden tot verdere bedreiging en vervolging. De combinatie van het dragen van een hijab en de achtergrond van MKO vormt een gevaar voor eiseres bij terugkeer.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
4. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
5. Bedreigingen als gevolg van zakelijk geschil;
6. Problemen met overheid door familiegeschiedenis bij MKO;
7. (Toegedicht) tegenstander zijn van regime; en
8. Sociale problemen door religie en dragen Hijab.
De staatssecretaris heeft de relevante elementen ten aanzien van eiseres haar identiteit, nationaliteit en herkomst en de sociale problemen door religie en dragen Hijab geloofwaardig geacht. De staatssecretaris heeft de overige relevante elementen ongeloofwaardig geacht. Omdat de geloofwaardig geachte elementen volgens de staatssecretaris er niet toe leiden dat eiseres kan worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, Genève, 28-07-1951 en de verklaringen van eiseres er niet toe leiden dat zij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade heeft de staatssecretaris de asielaanvraag afgewezen als ongegrond.
Bedreigingen als gevolg van zakelijk geschil
4. Eiseres vindt dat de staatssecretaris te veel met een Westerse bril naar de verklaringen over de bedreigingen als gevolg van het zakelijk geschil heeft gekeken. Eiseres meent dat een hooggeplaatst persoon in Iran met connecties binnen de overheid het leven van burgers onmogelijk kan maken. [A] is directeur van een revalidatiecentrum met 2500 vestigingen. Hij bekleedt al tien jaar die positie onder verschillende presidenten. Dat kan niet zonder connecties binnen het regime. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar betoog een rapport overgelegd van de heer Mohammed Hedayati-Kakhki, professor verbonden aan Durham Law School in Engeland en gespecialiseerd in islamitisch recht en de toepassing daarvan in Iran (het rapport). Eiseres heeft op de zitting verwezen naar randnummers 14 en 15 van dat rapport. Daaruit blijkt volgens eiseres dat het niet anders kan dan dat [A] connecties heeft binnen de overheid en dat er corruptie is in Iran en dat invloedrijke mensen in Iran invloed hebben op de rechtspraak.
5. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris het relevante element ten aanzien van de bedreigingen als gevolg van het zakelijk geschil ongeloofwaardig heeft mogen vinden. Het ligt in eerste instantie op de weg van de vreemdeling om door middel van zijn
verklaringen aannemelijk te maken dat hij internationale bescherming behoeft. Ter onderbouwing, dan wel ter staving van die verklaringen heeft eiseres het rapport overgelegd. Aan dit rapport kan niet de waarde worden toegekend die eiseres wenst. Met het rapport heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat [A] connecties heeft binnen de overheid en dat hij het leven van haar en haar gezin onmogelijk zal maken. In het rapport wordt immers slechts op basis van persoonlijke argumenten van de auteur de mogelijkheid geschetst dat [A] uit hoofde van zijn functie connecties heeft met de autoriteiten en dat dat plausibel is. Uit het rapport volgt niet op welke gezaghebbende openbare bronnen
die zienswijze is gebaseerd. Dit rapport is aldus onvoldoende. De rechtbank beziet het rapport ook in samenhang met de omstandigheid dat het overige dat als bewijs is ingebracht volgens de staatssecretaris niet als zodanig kan gelden en daar in beroep niet tegen is opgekomen. En dit wordt tevens in samenhang bezien met andere punten die zien op eiseres haar verklaringen die de staatssecretaris in dit kader in het bestreden besluit aan eiseres heeft tegenworpen, maar die zij niet heeft betwist. Zo wordt niet gevolgd dat de whatsapp gesprekken die zijn ingebracht als bewijs kunnen dienen nu daar geen bedreigingen uit volgen. Verder heeft eiseres volgens de staatssecretaris geen arrestatiebevel overgelegd, maar lijkt het om een dagvaarding van de bank te gaan. Verder wordt niet gevolgd door de staatssecretaris waarom het de autoriteiten geweest zijn die bij eiseres en haar gezin in Qom aan de deur kwamen enkel om het gezin te bedreigen. Op deze punten is in beroep niet ingegaan. Dat verder, zoals in beroep gesteld, de ontwikkelaars van de website van het bedrijf van eisers zijn gearresteerd door medewerkers van het regime in Iran, is niet vast komen te staan, nu dat niet is onderbouwd en eiseres de e-mail waarop zij zich heeft gebaseerd niet heeft overgelegd. Ook is niet vast komen te staan, zoals in beroep is aangevoerd, dat eiseres een bericht van de Iraanse ambassade heeft gekregen waarin staat dat het identiteitsbewijs van haar broer is gevonden en dat zij verzocht wordt om naar de ambassade te komen of om haar adres door te geven, nu ook dat niet is onderbouwd omdat het bericht waaruit dat zou moeten blijken niet door eiseres is overgelegd. De beroepsgrond slaagt niet.
Problemen met overheid door familiegeschiedenis bij de MKO
6. Eiseres heeft op de zitting aangegeven dat de staatssecretaris zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat de verklaringen over de problemen met de overheid door haar familiegeschiedenis bij de MKO ongeloofwaardig zijn. Eiseres heeft naar randnummer 22 van het hiervoor vermelde rapport verwezen. Dat zij in het verleden geen problemen heeft ondervonden met de autoriteiten vanwege haar familiegeschiedenis bij de MKO, betekent niet dat zij daar bij terugkeer geen problemen van kan gaan ondervinden. Volgens eiseres gaat het om de actuele situatie die maakt dat zij gevaar loopt vanwege deze familiegeschiedenis.
7. De rechtbank is het ook op dit punt niet met eiseres eens. De staatssecretaris heeft de verklaringen over de problemen met de overheid door de familiegeschiedenis bij de MKO ongeloofwaardig mogen vinden. Uit het Algemeen ambtsbericht Iran van februari 2021 blijkt niet dat familieleden van aanhangers van MKO vervolgd worden. Dit blijkt ook niet uit het later uitgebrachte Algemeen ambtsbericht Iran van mei 2022. Daaruit blijkt dat familieleden in de verhoogde aandacht van de autoriteiten staan wanneer de autoriteiten zich richten op het achterhalen waar het betreffende familielid, dat wil zeggen de aanhanger van de MKO, verblijft. In onderhavige zaak is daar geen sprake van. Temeer daar het familielid waar het om gaat al overleden is. Dit in samenhang bezien met de verklaringen van eiseres, die de staatssecretaris in haar nadeel heeft mogen laten meewegen. Zo zou de oom van
eiseres in 1992 gestorven zijn bij het houden van een toespraak, terwijl eiseres tegelijkertijd heeft verklaard dat haar oom zijn activiteiten voor de MKO de laatste jaren geheim hield omdat het in 1992 in Iran onmogelijk zou zijn om activiteiten openlijk uit te voeren.
Daarnaast zou de oom van eiseres als straf een overplaatsing naar een andere afdeling hebben gekregen, terwijl bekend is dat vele prominente MKO-leden geëxecuteerd zijn in de jaren 1987/1988. Verder hebben eiseres en haar familieleden probleemloos Iran kunnen in- en uitreizen, zelfs vijf keer in 2019. Daarnaast heeft de staatssecretaris ook mogen vinden dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over of zij problemen met de autoriteiten heeft ervaren vanwege haar familiegeschiedenis. Zo heeft zij enerzijds verklaard dat zij zich niet verder heeft gespecialiseerd omdat ze zwanger raakte en anderzijds dat zij zich niet verder heeft gespecialiseerd vanwege haar familiebanden. Bovendien blijkt uit het rapport dat eiseres heeft ingebracht dat de MKO-banden een risicofactor
kunnen zijnbij terugkeer. Dit is samenhang bezien met het ambtsbericht en de verklaringen van eiseres maakt dat het rapport onvoldoende gewicht in de schaal legt. Voornoemde elementen in onderlinge samenhang bezien afgezet tegen het rapport dat eiseres heeft ingebracht, maken dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiseres de problemen met de overheid door de familiegeschiedenis bij de MKO onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt.
(Toegedicht) tegenstander zijn van regime
8. Eiseres betoogt dat de staatssecretaris de verklaringen over het (toegedicht) tegenstander zijn van het regime ten onrechte als ongeloofwaardig heeft aangemerkt. Eiseres heeft aangegeven dat zij een petitie hebben ondertekend, waarin wordt opgeroepen zich tegen het Iraanse regime te keren. Eiseres heeft hiervan een screenshot overgelegd. Volgens eiseres heeft het Iraanse regime toegang tot de namen van degenen die deze petitie hebben ondertekend. Hierdoor vrezen eiseres en haar gezin dat zij bij terugkeer een risico lopen in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
9. De rechtbank volgt het betoog van eiseres niet. De rechtbank is niet gebleken dat eiseres en haar gezin de petitie ondertekend hebben. Uit de screenshot die eiseres heeft overgelegd, kan dit niet worden opgemaakt. Voor zover de petitie wel is ondertekend, dan is alsnog niet gebleken dat door het tekenen van de petitie eiseres en haar gezin in de negatieve aandacht van de autoriteiten komen te staan omdat dat niet met gezaghebbende bronnen is gestaafd. De beroepsgrond slaagt niet.
Sociale problemen door religie en dragen Hijab
10. Eiseres voert aan dat zij in het licht van de huidige onrustige politieke situatie in Iran voor voorstanders van het regime worden aangezien omdat zij een hijab dragen. Volgens eiseres kunnen zij zich voor deze potentiële problemen niet tot de autoriteiten wenden. De staatssecretaris heeft dit onvoldoende onderkend. De problemen zijn volgens eiseres dusdanig dat zij bij terugkeer een reëel risico lopen in de zin van artikel 3 van het EVRM.
11. Gelet op wat in rechtsoverweging 7 is geoordeeld, heeft de staatssecretaris de problemen van eiseres met de autoriteiten ongeloofwaardig mogen vinden. Daarnaast is het dragen van een hijab in Iran verplicht. Als zij als gevolg van het dragen van de hijab problemen zullen ondervinden, kunnen zij zich dus tot de autoriteiten wenden. Verder heeft eiseres geen gezaghebbende bronnen overgelegd, waaruit blijkt dat het dragen van de hijab
voor zodanige problemen zorgt dat zij bij terugkeer een risico lopen in de zin van artikel 3 van het EVRM. De beroepsgrond slaagt niet.
Risico op ondervraging
12. Eiseres meent dat zij bij terugkeer het risico lopen om door de autoriteiten ondervraagd te worden dan wel strafvervolging te krijgen. Dit heeft volgens eiseres verschillende oorzaken. Door het dragen van een hijab worden zij geassocieerd met de MKO, door het tekenen van de petitie worden zij aangemerkt als tegenstander van het regime en als gevolg van het zakelijke geschil worden zij bedreigd door [A] . Dit alles maakt dat eiseres en haar gezin bij terugkeer een verhoogd risico lopen om ondervraagd te worden.
13. De rechtbank is van oordeel dat gelet op al het voorgaande onvoldoende is gebleken dat eiseres in de negatieve aandacht van de autoriteiten staat. De bedreigingen als gevolg van het zakelijk geschil zijn niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht en niet wordt gevolgd dat de petitie is ondertekend dan wel dat zij als gevolg daarvan in de negatieve aandacht van de autoriteiten zouden zijn komen te staan. In het Algemeen ambtsbericht Iran van mei 2022 worden verder de gevallen geschetst van migranten die terugkeren en bij aankomst problemen met de autoriteiten hebben ondervonden. Daarbij gaat het onder andere om Iraniërs met een dubbele nationaliteit en om Iraniërs die terugkeren met een vervangend reisdocument. Dat speelt in de onderhavige situatie niet. Verder volgt uit het Algemeen ambtsbericht Iran van mei 2022 dat de religieuze achtergrond op zichzelf geen rol speelt maar dat dat als een stapeleffect kan gelden en dat politieke activisten als een bedreiging worden gezien en daarom bij terugkeer zeker een verhoogde belangstelling van de autoriteiten krijgen. Niet wordt gevolgd dat eiseres als politiek activist wordt beschouwd en de religieuze achtergrond, speelt volgens het ambtsbericht op zichzelf geen rol. Dit betekent dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat eiseres bij terugkeer een risico loopt als gesteld. Verder heeft eiseres ook anderszins onvoldoende aannemelijk gemaakt waarom zij bij terugkeer een risico loopt op ondervraging en strafvervolging. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
14. Eisers komen niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
15. De aanvragen zijn terecht afgewezen als ongegrond. De beroepen zijn ongegrond.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
04 april 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.