ECLI:NL:RBDHA:2023:5203
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid van Polen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 april 2023 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.J. Rossingh, had een verzoek ingediend tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die als verweerder optrad. Het verzoek om voorlopige voorziening was verbonden aan een eerder ingediend beroep, geregistreerd onder zaaknummer NL23.5709, tegen een besluit van 23 februari 2023 waarin de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling werd genomen. Dit gebeurde op de grond dat Polen verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening op 24 maart 2023 behandeld, waarbij zowel verzoeker als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Tijdens de zitting is de situatie besproken, maar op de datum van de uitspraak had de rechtbank inmiddels al uitspraak gedaan op het beroep van verzoeker. Hierdoor was het verzoek om een voorlopige voorziening niet langer nodig. De voorzieningenrechter heeft het verzoek dan ook afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, in aanwezigheid van griffier A.J. van Bruggen, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.