ECLI:NL:RBDHA:2023:5212

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
NL23.2698
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen terugkeerbesluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 13 april 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eiseres beroep aantekende tegen een terugkeerbesluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit, dat eiseres opdroeg het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland binnen vier weken te verlaten, was gebaseerd op een proces-verbaal van staandehouding van 12 januari 2023. Eiseres betwistte de juistheid van dit proces-verbaal, vooral in het licht van een verslag van de Arbeidsinspectie dat op 28 maart 2023 was opgesteld. De rechtbank heeft op 30 maart 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als die van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris het terugkeerbesluit onvoldoende had gemotiveerd. Eiseres had volgens de staatssecretaris geen rechtmatig verblijf meer, omdat zij de termijn van 90 dagen van haar Schengenvisum zou hebben overschreden en arbeid zou hebben verricht in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). Echter, tijdens de zitting erkende de staatssecretaris dat eiseres de verblijfstermijn van haar visum niet had overschreden. Dit leidde tot de conclusie dat de staatssecretaris niet voldoende had onderbouwd dat eiseres in strijd met de Wav had gehandeld.

De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en oordeelde dat eiseres recht had op een vergoeding van haar proceskosten, die door de staatssecretaris moest worden betaald. De totale vergoeding werd vastgesteld op € 1.674. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.2698

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 april 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , v-nummer [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. G.J. van der Graaf),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. F. Schoot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van 12 januari 2023, waarin de staatssecretaris aan eiseres heeft meegedeeld dat zij het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland binnen vier weken moet verlaten. Deze mededeling geldt als terugkeerbesluit. [1] De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 30 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris aan eiseres een terugkeerbesluit mocht opleggen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Het beroep is gegrond. De staatssecretaris heeft het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
4. De staatssecretaris heeft aan het terugkeerbesluit ten grondslag gelegd dat eiseres geen rechtmatig verblijf (meer) heeft. Eiseres heeft zich niet gehouden aan de verplichtingen die volgen uit de Vw 2000, omdat zij de termijn van 90 dagen die zij met haar Schengenvisum in het Schengengebied mocht blijven heeft overschreden. Daarnaast heeft eiseres arbeid verricht in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen (Wav), omdat zij werkend is aangetroffen tijdens een controle in massagesalon [massagesalon] in [plaats] .

Heeft de staatssecretaris voldoende gemotiveerd dat eiseres de verblijfstermijn van 90 dagen heeft overschreden?

5. Op de zitting heeft de staatssecretaris erkend dat aan het bestreden besluit ten onrechte ten grondslag is gelegd dat eiseres de verblijfstermijn van haar visum heeft overschreden. Partijen zijn het erover eens dat eiseres de verblijfstermijn van haar visum niet heeft overschreden. Het betoog van eiseres dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zij de verblijfstermijn van haar visum heeft overschreden, slaagt daarom.
Heeft de staatssecretaris voldoende gemotiveerd dat eiseres arbeid heeft verricht in strijd met de Wav?
6. Eiseres betoogt verder dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd dat zij arbeid heeft verricht in strijd met de Wav. Zij stelt dat uit de stukken niet blijkt dat aan eiseres op enig moment voor de verblijfsbeëindiging is meegedeeld dat zij arbeid heeft verricht in strijd met de Wav. Daarom kan eiseres zich op dit punt moeilijk verdedigen tegen het terugkeerbesluit, wat in strijd is met het beginsel van hoor en wederhoor en met artikel 41 van het EU-Handvest. Verder wijst eiseres op het rapport van de Arbeidsinspectie van 28 maart 2023, waaruit volgt dat eiseres tijdens de controle op 12 januari 2023 niet werkend is aangetroffen. Dat wijkt af van het proces-verbaal van staandehouding, waarin staat dat eiseres wel werkend is aangetroffen.
6.1.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat voldoende is gemotiveerd dat eiseres arbeid heeft verricht in strijd met de Wav. Uit het proces-verbaal van de staandehouding van eiseres volgt dat zij door de Arbeidsinspectie werkend is aangetroffen in een massagesalon in [plaats] . Daarnaast blijkt uit het verslag van de Arbeidsinspectie dat twee werknemers van deze massagesalon hebben verklaard dat eiseres in elk geval op de dag van de controle nog in de massagesalon heeft gewerkt.
6.2.
Deze beroepsgrond slaagt. De staatssecretaris heeft onvoldoende gemotiveerd dat eiseres arbeid heeft verricht in strijd met de Wav en dat zij daardoor geen rechtmatig verblijf meer heeft. De staatssecretaris heeft in de motivering slechts verwezen naar het procesverbaal van staandehouding van 12 januari 2023, omdat daaruit volgt dat eiseres werkend is aangetroffen in de massagesalon. In beginsel gaat de rechtbank uit van de juistheid van een proces-verbaal dat op ambtseed of ambtsbelofte is opgemaakt. [2] De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd echter reden om aan de inhoud van dit proces-verbaal te twijfelen. Uit het verslag van de Arbeidsinspectie van 28 maart 2023, dat gaat over de controle op 12 januari 2023, volgt namelijk dat eiseres juist niet werkend is aangetroffen. Hoewel dit verslag kennelijk niet op ambtseed of ambtsbelofte is opgemaakt, schept het verslag wel onduidelijkheid over de vraag of eiseres nu wel of niet werkend is aangetroffen en dus over de vraag of eiseres wel of niet arbeid in strijd met de Wav heeft verricht. De staatssecretaris kan ter motivering van het bestreden besluit daarom niet volstaan met een enkele verwijzing naar het proces-verbaal van staandehouding van 12 januari 2023. De motivering van het bestreden besluit is reeds om die reden ten aanzien van deze grondslag gebrekkig. Voor zover de staatssecretaris dit in beroep heeft willen herstellen met het verslag van 28 maart 2023, is hij hierin niet geslaagd. Het enkele feit dat in het verslag is vermeld dat twee verschillende werknemers van de massagesalon onafhankelijk van elkaar aan de Arbeidsinspectie hebben verklaard dat eiseres wel arbeid verricht, zoals de staatssecretaris op de zitting heeft gesteld, komt niet overeen met het ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van staandehouding en kan bovendien niet zonder meer als motivering dienen voor de stelling dat eiseres arbeid heeft verricht in strijd met de Wav. Deze werknemers hebben dit immers anoniem aan de Arbeidsinspectie verklaard, waardoor de feitelijke juistheid van deze verklaringen niet valt na te gaan.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en de staatssecretaris haar geen terugkeerbesluit mocht opleggen. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, omdat de staatssecretaris op de zitting niet alsnog voldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres arbeid in strijd met de Wav heeft verricht. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien.
7.1.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor haar proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674, omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.674 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J.H. Boerhof, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.B. ter Beke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dat staat in artikel 62a, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Zie bijvoorbeeld ABRvS 15 februari 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BL4570, r.o. 2.1.3.