In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat Italië niet in staat is om aan zijn opvangverplichtingen te voldoen, zoals blijkt uit een circular letter van 5 december 2022. De rechtbank heeft de zaak op 7 maart 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat Italië sinds december 2022 geen opvang biedt voor Dublinterugkeerders, wat een schending van de Opvangrichtlijn inhoudt. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit van de Staatssecretaris niet deugdelijk was gemotiveerd en dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar de feitelijke situatie in Italië. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.