In de uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 januari 2023, in de zaak SGR 22/2909, is het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar tegen de aanvraag voor de Individuele Studietoeslag (IST) ongegrond verklaard. Eiser had op 26 juli 2021 een aanvraag ingediend, maar verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, stelde deze aanvraag buiten behandeling op 17 september 2021. Eiser maakte bezwaar tegen dit primaire besluit, maar verweerder verklaarde het bezwaar op 19 april 2022 niet-ontvankelijk omdat het niet tijdig was ingediend. Eiser stelde dat verweerder niet om informatie had gevraagd en dat het primaire besluit niet correct was verzonden.
De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende aannemelijk had gemaakt dat het primaire besluit op de juiste wijze was verzonden. De rechtbank wees erop dat het bestuursorgaan niet verplicht is om besluiten aangetekend te versturen en dat de enkele ontkenning van eiser dat hij het besluit niet had ontvangen, onvoldoende was om het vermoeden van ontvangst te ontzenuwen. De rechtbank concludeerde dat de termijn voor het indienen van bezwaar was aangevangen op 18 september 2021, waardoor het bezwaar van eiser, dat op 28 maart 2022 was ingediend, te laat was.
De rechtbank oordeelde verder dat er geen sprake was van machtsmisbruik of détournement de pouvoir door verweerder. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter D.R. van der Meer, in aanwezigheid van griffier D.W.A. van Weert, en werd openbaar uitgesproken op 16 januari 2023.