In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) nareis. Eiser heeft op 19 april 2022 een aanvraag ingediend, welke op 25 april 2022 door verweerder is ontvangen. De wet vereist dat verweerder binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslist, maar deze termijn is met drie maanden verlengd. Eiser heeft verweerder op 19 januari 2023 in gebreke gesteld, wat na het verstrijken van de beslistermijn is gebeurd. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep terecht is ingediend, omdat eiser meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep heeft ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep gegrond is, omdat verweerder nog geen nieuw besluit heeft genomen. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiser. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat er inmiddels al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is.
Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moeten worden betaald. De rechtbank heeft dit bedrag vastgesteld op € 418,50, rekening houdend met de inschakeling van een professionele juridische hulpverlener. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, en is op 13 april 2023 openbaar gemaakt.