ECLI:NL:RBDHA:2023:5293
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.I.H. Kerstens - Fockens
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van onvoldoende gegronde vrees voor vervolging
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser stelde dat hij aan meerdere demonstraties tegen de Algerijnse overheid had deelgenomen en dat hij daarbij door de politie was opgepakt en bedreigd. De rechtbank heeft de elementen van eisers relaas geloofwaardig geacht, maar oordeelde dat deze omstandigheden onvoldoende aanleiding gaven voor de conclusie dat eiser bij terugkeer naar Algerije te vrezen had voor vervolging. De rechtbank concludeerde dat de arrestaties en ondervragingen niet specifiek op eiser gericht waren en dat er geen sprake was van een daad van vervolging. Bovendien was er geen bewijs dat de Algerijnse autoriteiten op de hoogte waren van eisers kritische uitingen op sociale media.
De rechtbank oordeelde verder dat de staatssecretaris niet binnen de wettelijk gestelde termijn had beslist op de asielaanvraag, maar dat deze termijnoverschrijding niet leidde tot gegrondverklaring van het beroep, omdat het besluit zorgvuldig was gemotiveerd. Eiser had ook betoogd dat hij rechtmatig in Nederland verbleef en dat de bewaring niet voortgezet had mogen worden, maar de rechtbank verwierp dit argument. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.