ECLI:NL:RBDHA:2023:5348
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen verblijfsvergunning asiel op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep van een eiser tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. F. Lavell. De verweerder, de Staatssecretaris, werd vertegenwoordigd door mr. K. Jansen.
De rechtbank heeft het beroep op 28 maart 2023 behandeld. De eiser betwistte de meerderjarigheid die door de Italiaanse autoriteiten was geregistreerd. Hij voerde aan dat hij in werkelijkheid minderjarig was, maar de rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris terecht was uitgegaan van de meerderjarigheid van de eiser. De rechtbank baseerde haar oordeel op de Vreemdelingenwet 2000 en de Werkinstructie 2018/19 Leeftijdsbepaling, die voorschrijft hoe de leeftijd van minderjarige vreemdelingen in Dublinzaken moet worden vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren om te twijfelen aan de registratie van de geboortedatum van de eiser in Italië.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de eiser niet had aangetoond dat de registratie van zijn geboortedatum in Italië onjuist was. De rechtbank benadrukte dat het aan de eiser was om zijn minderjarigheid te onderbouwen met authentieke documenten, wat hij niet had gedaan. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 11 april 2023, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.