ECLI:NL:RBDHA:2023:537

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
SGR 22/3301
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekering voor de Algemene Ouderdomswet (AOW) van eiser die in België woonde

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 12 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die van 2003 tot en met 2016 in België woonde, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb). Eiser heeft gesteld dat hij in die periode verzekerd was voor de AOW, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat hij niet verzekerd was omdat hij geen ingezetene van Nederland was. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft in zijn beroep aangevoerd dat hij van 13 november 2003 tot en met 6 november 2016 verzekerd was voor de AOW. De Svb heeft echter vastgesteld dat eiser op 20 januari 2022 heeft verklaard dat hij op 13 november 2003 naar België is vertrokken en daar tot 7 november 2016 heeft gewoond. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in die periode niet in Nederland woonde en dus niet verzekerd was voor de AOW, ondanks dat hij stemgerechtigd was in Nederland.

De rechtbank heeft verder opgemerkt dat eventuele misstanden bij andere bestuursorganen, zoals de belastingdienst en het CAK, buiten de omvang van deze procedure vallen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Svb terecht heeft vastgesteld dat eiser van 13 november 2003 tot en met 6 november 2016 niet verzekerd was voor de AOW. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/3301

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (de Svb), verweerder

(gemachtigde: drs. W. van den Berg).

Inleiding

In het besluit van 24 januari 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald over welke tijdvakken eiser verzekerd is voor de Algemene Ouderdomswet (AOW). Het gaat om de volgende tijdvakken:
- van 12 februari 1982 tot en met 12 november 2003: verzekerd;
- van 13 november 2003 tot en met 6 november 2016: niet verzekerd;
- van 7 november 2016 tot en met 13 juni 2017: verzekerd;
- van 14 juni 2017 tot en met 14 december 2017: niet verzekerd;
- van 15 december 2017 tot en met 20 januari 2022: verzekerd.
In het besluit van 20 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard en bepaald dat hij in de periode van 14 juni 2017 tot en met 14 december 2017 verzekerd is geweest voor de AOW.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 5 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser is met voorafgaand bericht niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank begrijpt de gronden van eiser in die zin dat hij aanvoert dat hij van 13 november 2003 tot en met 6 november 2016 wel verzekerd is geweest voor de AOW.
2. In het bestreden besluit stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser op 20 januari 2022 telefonisch heeft verteld dat hij op 13 november 2003 naar België is vertrokken en in Antwerpen heeft gewoond tot 7 november 2016.
3. Ingevolge artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van de AOW is verzekerd overeenkomstig de bepalingen van die wet degene die nog niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en ingezetene is. In artikel 2 van de AOW is bepaald dat ingezetene is degene die in Nederland woont.
4. De rechtbank stelt vast dat het dossier een telefoonnotitie bevat van 20 januari 2022 waaruit blijkt dat eiser heeft verklaard dat hij op 13 november 2003 naar België is vertrokken en dat hij tot 7 november 2016 in Antwerpen heeft gewoond. Eiser heeft dit niet weersproken. Gelet op de in 3 genoemde artikelen van de AOW is eiser in die periode niet verzekerd voor de AOW omdat hij niet in Nederland woonde. Dat hij in die periode stemgerechtigde was in Nederland, maakt dit niet anders.
5. Uit de door eiser ingediende stukken leidt de rechtbank verder af dat er misstanden zijn (geweest) bij andere bestuursorganen zoals de belastingdienst en het CAK. In deze procedure kan de rechtbank alleen een oordeel geven over het bestreden besluit dat is genomen door de Svb. Eventuele misstanden bij andere bestuursorganen vallen buiten de omvang van dit geding.
6. Gelet op hetgeen in 4 overwogen heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiser van 13 november 2003 tot en met 6 november 2016 niet verzekerd was voor de AOW.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.