ECLI:NL:RBDHA:2023:5412

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
NL23.7429
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een asielaanvraag van een Georgische eiser

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Georgische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die op 25 januari 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel indiende, kreeg op 10 maart 2023 een besluit van de staatssecretaris waarin zijn aanvraag als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft op 30 maart 2023 de zaak behandeld, waarbij de eiser, zijn echtgenote, en een tolk aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom bepaalde elementen van het asielrelaas ongeloofwaardig zijn. De eiser heeft verklaard dat zijn echtgenote in juni 2019 is aangevallen, wat leidde tot een miskraam, en dat hij zelf in maart/april 2021 is aangevallen door onbekende mannen. De staatssecretaris heeft de verklaringen van de eiser en zijn echtgenote als ongeloofwaardig bestempeld, maar de rechtbank is van mening dat de staatssecretaris niet voldoende onderbouwing heeft gegeven voor deze conclusie. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank ook de brief van de advocaat van de eiser moet betrekken. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en kent de eiser een proceskostenvergoeding toe van € 1.674,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.7429

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. H. Meijerink),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Georgische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 25 januari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 10 maart 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep tezamen met de zaken NL23.7431, NL23.7430 en NL23.7432 op 30 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn echtgenote, de neef van de echtgenote van eiser, de gemachtigde van eiser, E. Gasperovitch als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de aanvraag terecht kennelijk ongegrond heeft verklaard en daarom geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft verleend. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. De echtgenote van eiser is in juni 2019 aangevallen door twee mannen waardoor zij een miskraam heeft gekregen. Daarna ontvingen zij en eiser telefoontjes van anonieme bellers waarbij niets werd gezegd. Eiser is op 31 maart 2021 aangevallen. Hij is daarbij beschoten. De politie heeft hem na de aanval geholpen, maar ook mishandeld. Eiser meent dat deze incidenten zich hebben voorgedaan door de familieband van zijn echtgenote met [de neef] , haar neef. De neef van zijn echtgenote heeft door problemen met de autoriteiten in Georgië moeten vluchten uit zijn land. Omdat hij niet meer te vinden was in Georgië worden eiser en zijn echtgenote nu aangevallen en bedreigd. Wie achter hen aanzitten weet eiser niet.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
identiteit, nationaliteit en herkomst,
problemen echtgenote naar aanleiding van [de neef] en
problemen eiser naar aanleiding van [de neef] .
De staatssecretaris acht het eerste element geloofwaardig, het tweede en derde element zijn niet geloofwaardig geacht.
Problemen echtgenote
6. De echtgenote van eiser heeft verklaard dat zij begin juni 2019 is lastiggevallen door twee haar onbekende mannen. Deze zouden haar op de grond hebben geduwd. De echtgenote van eiser verklaarde vervolgens naar de woning te zijn gelopen waar haar
zus en de kinderen waren. Vervolgens kreeg zij pijn in haar buik, een bloeding en raakte zij bewusteloos. Deze bloeding kwam na de aanval, zo verklaarde zij. Daarna werd betrokkene direct naar het ziekenhuis gebracht waar bleek dat zij 12 weken zwanger was, maar na het incident niet meer. Eiseres heeft aangifte gedaan van dit incident.
6.1.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de verklaring van de echtgenote van eiser niet overeenkomt met de informatie in het aangeleverde medisch document van het [ziekenhuis] . De bloedingen zouden, volgens dit document, al twee dagen voor de aanval zijn begonnen, terwijl de echtgenote van eiser heeft verklaard dat de bloedingen pas na de aanval zijn begonnen. Dat dit een verschrijving van de doctor-specialist zou zijn zoals eiseres heeft gesteld, ligt volgens de staatssecretaris niet in de rede. Door de tegenstrijdigheid tussen de verklaring van de echtgenote van eiser en het medisch document meent de staatssecretaris dat de verklaringen omtrent het incident in zijn geheel ongeloofwaardig kunnen worden geacht.
6.2.
Eiser voert het volgende aan. De constatering dat de data in het medisch document betreffende de miskraam van zijn echtgenote niet overeenkomen met de verklaring van zijn echtgenote betekent niet dat de aanval door de twee mannen voorafgaande aan de miskraam niet heeft plaatsgevonden.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij dit element ongeloofwaardig heeft geacht. De echtgenote van eiser heeft onderbouwd dat ze, zoals ze heeft verklaard, een miskraam heeft gehad. Ook al zouden de bloedingen die de echtgenote van eiser kreeg al voor de aanval zijn begonnen en de miskraam die ze heeft gehad, niet (alleen) het gevolg zijn geweest van de aanval, betekent dat naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat dit element ongeloofwaardig is. Deze beroepsgrond slaagt dan ook.
Problemen eiser
7. Eiser heeft verklaard dat hij in maart/april 2021 door onbekende mannen is aangevallen en bedreigd vanwege de familieband tussen zijn echtgenote en haar neef [de neef] . Hij is hierbij in zijn been geschoten. Hij is vervolgens door een politiepatrouille meegenomen, maar werd daarna geslagen door de politie. De volgende dag werd hij verhoord en heeft hij de schutter geïdentificeerd op een foto. De politie stelde dat het onderzoek was gestart en dat hij zich beschikbaar moest houden. Sindsdien kreeg hij twee/drie telefoontjes waarin hij werd bedreigd en werd verteld om zijn verklaring bij de politie aan te passen.
7.1.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat eiser wisselende verklaringen heeft afgelegd over dit incident. Ook zijn echtgenote heeft daarover anders verklaard dan eiser zelf. Daarna is via de correcties en aanvullingen weer een andere weergave gegeven van hetgeen zich zou hebben afgespeeld. Ook wekt de gang van zaken bij het politiebureau bevreemding. Eiser zou tijdens de aanval in zijn voet zijn geschoten. Eiser heeft verklaard dat de politie hem daarna eerst heeft geholpen, door hem mee te nemen en medische zorg aan zijn voet te verlenen. Daarna hebben ze eiser verhoord en mishandeld. Eiser heeft echter ook verklaard dat hij de schutter op een foto heeft herkend en dat er een onderzoek is gestart. Daarna is eiser vrijgelaten. De verschillende verklaringen stroken niet met elkaar en zijn daarom ongeloofwaardig geacht. Ook het feit dat hij op 7 april 2022 Nederland is ingereisd en zich pas op 25 januari 2023 heeft gemeld voor asiel doet afbreuk aan zijn geloofwaardigheid.
7.2.
Eiser voert aan dat het incident is gegaan zoals hij in de correcties en aanvullingen heeft toegelicht. Dit is niet een compleet andere weergave dan hij eerder heeft verklaard in het vrije relaas. Het lijkt erop dat niet alles wat eiser heeft gezegd in het rapport is opgenomen of niet alles (juist) is vertaald. Daarnaast is de gang van zaken bij het politiebureau niet onlogisch. Het waren de politieagenten die hem niet geloofden en daarom sloegen. De hoofdrechercheur heeft hem de volgende dag vragen gesteld. Het gaat om verschillende rangen, daar wordt aan voorbij gegaan. Daarnaast is de verklaring van de advocaat van eiser, in de brief van 28 december 2022, niet betrokken in de beoordeling, dit moet wel. Er zou immers geen advocaat bij de situatie zijn betrokken wanneer er niets was voorgevallen. Eiser heeft verder ter zitting nog een vertaling overgelegd van een brief van zijn advocaat van 21 februari 2023. De advocaat van eiser in Georgië probeert al heel lang informatie te krijgen van het OM aldaar over de stand van zaken in zijn zaak. In de brief is vermeld dat eiser getuige is in een zaak. Zo gaat dat in Georgië, het werkelijk slachtoffer wordt enkel als getuige aangemerkt.
7.3.
De gemachtigde van de staatssecretaris heeft ter zitting medegedeeld dat de brief van 28 december 2022 ten onrechte niet is meegenomen in de beoordeling. Eiser is hierdoor echter niet in zijn belangen geschaad volgens de staatssecretaris. De brief is niet afkomstig uit een objectieve bron. In de brief wordt bovendien gesproken over een aanval van één persoon, terwijl eiser verklaart dat hij door meerdere personen zou zijn aangevallen. Dit strookt niet met elkaar. Over de vertaling van de brief die eiser op zitting heeft overgelegd heeft de staatssecretaris zich op het standpunt gesteld dat de inhoud van de brief juist het standpunt van de staatssecretaris onderbouwt. In de brief staat immers dat eiser enkel getuige is in een zaak. In de brief wordt daarbij een andere straat genoemd dan waar eiser zegt te zijn aangevallen. De brief benadrukt dan ook de ongeloofwaardigheid van eiser.
7.4.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris ook ten aanzien van dit element onvoldoende heeft gemotiveerd dat het ongeloofwaardig is. Alhoewel de rechtbank het standpunt van de staatssecretaris deelt dat het niet aannemelijk is dat een beëdigd registertolk de verklaringen van eiser onjuist en onvolledig heeft vertaald en dat de verklaringen van eiser over het incident in maart/april 2021 ongerijmd lijken, worden de verklaringen van eiser wel gedeeltelijk onderbouwd door de door hem overgelegde brief van zijn advocaat van 28 december 2022. Anders dan de staatssecretaris stelt is de inhoud daarvan naar het oordeel van de rechtbank niet tegenstrijdig met hetgeen eiser daarover heeft verklaard, nu ook eiser heeft verklaard dat één persoon een vuurwapen op hem heeft afgevuurd. De staatssecretaris heeft naar die brief geen onderzoek gedaan. De rechtbank volgt de staatssecretaris niet in zijn standpunt dat die brief niet uit objectieve bron afkomstig is. Naar het oordeel van de rechtbank komen de verklaringen van eiser en zijn echtgenote over wat eiser is overkomen in grote lijnen overeen en zijn de verschillen daarin niet zodanig dat ze op basis daarvan ongeloofwaardig moeten geacht. Deze beroepsgrond slaagt eveneens.
7.5.
De rechtbank overweegt verder dat de omstandigheid dat eiser Nederland op 7 april 2022 is ingereisd, maar zich pas op 25 januari 2022 heeft gemeld geen omstandigheid is die een rol speelt in het kader van de beoordeling van de geloofwaardigheid. Dit is naar het oordeel van de rechtbank een omstandigheid die, evenals het tijdsverloop tussen de incidenten en het vertrek uit Georgië, van belang is bij de beoordeling van de zwaarwegendheid van het asielrelaas.
8. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris het asielrelaas niet op goede gronden ongeloofwaardig heeft geacht.
Inreisverbod
9. Eiser voert aan dat ten onrechte een inreisverbod is opgelegd omdat dit betekent dat hij en zijn vrouw de neef van zijn vrouw en zijn gezin dan niet kunnen bezoeken.
9.1.
Voor zover eiser hiermee doelt op de uitzondering van het inreisverbod zoals opgenomen in artikel 66a, achtste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) overweegt de rechtbank als volgt. Ingevolge artikel 66a, achtste lid van de Vw kan de staatssecretaris, in afwijking van het eerste lid van genoemd artikel, om humanitaire of andere redenen afzien van het uitvaardigen van een inreisverbod. Bijzondere omstandigheden in het kader van het Europees verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) kunnen daarbij van belang zijn. De staatssecretaris dient dit mee te wegen bij het nemen van zijn besluit.

Conclusie en gevolgen

10. Het voorgaande betekent dat rechtbank het beroep van eiser gegrond zal verklaren en het bestreden besluit op grond van artikel 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zal vernietigen. De staatssecretaris zal een nieuw besluit moeten nemen en daarbij hetgeen in deze uitspraak is besproken mee moeten nemen. Bij de beoordeling kan de staatssecretaris dan ook de op de zitting overgelegde brief van de advocaat van eiser van 21 februari 2023 betrekken. De rechtbank sluit niet uit dat de staatssecretaris daarvoor een nader gehoor dan wel nader onderzoek noodzakelijk acht. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding tot toepassing van de bestuurlijke lus als bedoeld in artikel 8:51a van de Awb dan wel voor een finale geschilbeslechting.
10.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
10.2.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de staatssecretaris op opnieuw op de aanvraag te beslissen;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser, begroot op € 1.674,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, rechter, in aanwezigheid van
N. Walstra, griffier en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.