In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Georgische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die op 25 januari 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel indiende, kreeg op 10 maart 2023 een besluit van de staatssecretaris waarin zijn aanvraag als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft op 30 maart 2023 de zaak behandeld, waarbij de eiser, zijn echtgenote, en een tolk aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom bepaalde elementen van het asielrelaas ongeloofwaardig zijn. De eiser heeft verklaard dat zijn echtgenote in juni 2019 is aangevallen, wat leidde tot een miskraam, en dat hij zelf in maart/april 2021 is aangevallen door onbekende mannen. De staatssecretaris heeft de verklaringen van de eiser en zijn echtgenote als ongeloofwaardig bestempeld, maar de rechtbank is van mening dat de staatssecretaris niet voldoende onderbouwing heeft gegeven voor deze conclusie. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank ook de brief van de advocaat van de eiser moet betrekken. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en kent de eiser een proceskostenvergoeding toe van € 1.674,-.