ECLI:NL:RBDHA:2023:5457

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
c/09/643726
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een aansluitende zorgmachtiging voor verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 21 maart 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot verlening van een aansluitende zorgmachtiging voor de duur van twee jaar, ingediend door de officier van justitie. De rechtbank heeft echter besloten om de zorgmachtiging slechts voor de duur van één jaar te verlenen. Dit besluit is genomen omdat niet voldaan was aan de eis dat de betrokkene gedurende de voorafgaande vijf jaar aaneengesloten gedwongen zorg heeft ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een onderbreking was in de zorgverlening, aangezien er enkele dagen waren waarin geen gedwongen zorg was verleend. De rechtbank heeft de relevante wetgeving, met name artikel 6:5 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), in overweging genomen, waarin staat dat een aansluitende zorgmachtiging voor twee jaar alleen kan worden verleend als er gedurende de afgelopen vijf jaar aaneengesloten gedwongen zorg is verleend.

De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde dag, waarbij zowel de officier van justitie als de advocaat van de betrokkene hebben aangegeven niet ter zitting te verschijnen. De rechtbank heeft de relevante documenten en verklaringen beoordeeld, waaronder een medische verklaring en een zorgplan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, namelijk schizofrenie, en dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank heeft de verschillende vormen van verplichte zorg die kunnen worden toegepast, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid, besproken.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de zorgmachtiging verleend voor de duur van één jaar, tot en met 21 maart 2024, en het meer of anders verzochte afgewezen. De beschikking is gegeven door rechter E.M.M. Engbers, bijgestaan door griffier A.E. Babulall-Balkaran, en is op 3 april 2023 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/643726 / FA RK 23-1568
Datum beschikking: 21 maart 2023

Aansluitende machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een aansluitende zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[de vrouw] ,
hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1945 te [geboorteplaats] , Polen,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. D. Poot te Leiden.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 02 maart 2023, heeft de officier van justitie verzocht om een aansluitende zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 14 februari 2023 ondertekende medische verklaring van [psychiater] die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij haar behandeling betrokken was;
- een niet-ingevulde zorgkaart;
- een zorgplan van 7 februari 2023;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 28 februari 2023.
Op 13 maart 2023 is ter griffie van de rechtbank de referteverklaring van betrokkene ontvangen. In de referteverklaring staat onder ander het volgende vermeld:

Vanmiddag sprak ik mijn cliënte [de vrouw] over het verzoek van de officier justitie van 2 maart jl. om voor haar een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van twee jaren. Ik heb kunnen vaststellen dat betrokkene zonder zitting en zonder te worden gehoord, kan instemmen met toewijzing van het verzoek en de in het verzoekschrift van de OvJ verzochte vormen van verplichte zorg als met betrekking tot opname in een accommodatie de volgende clausulering (of een clausulering van vergelijkbare strekking) in de beschikking wordt opgenomen”.
Ook staat in de referteverklaring vermeld:
“Over de gevraagde termijn van twee jaren merk ik op dat op 18 oktober 2020 een voorwaardelijke machtiging eindigde op 18 oktober 2020 en dat niet aansluitend op 22 oktober 2020 een eerste zorgmachtiging onder nieuwe wet werd verleend. Ik meen dan ook dat niet eerder dan na 22 oktober 2025 kan worden toegekomen aan een machtiging voor de duur van twee jaren.”
Op 17 maart 2023 is ter griffie van de rechtbank het standpunt van de officier van
justitie inzake de referteverklaring ontvangen. De officier van justitie heeft in zijn reactie
onder andere het volgende vermeld:
“De officier van justitie heeft de mate van aansluiting van de zorg in de zorghistorie
van betrokkene onderzocht en kan melden dat wél aansluitend op 22 oktober 2020
een eerste zorgmachtiging onder de nieuwe wet werd verleend. De mate van
aansluiting wordt bepaald aan de hand van de datum waarop het verzoekschrift is
ingediend. In onderhavige aanvraag was dit gebeurd op 19 september 2020 en deze
datum viel voor 22 oktober 2020.
De officier van justitie blijft derhalve bij haar standpunt dat de zorgmachtiging dient
te worden voor de duur van 2 jaar aangezien betrokkene gedurende de afgelopen vijf
jaar onafgebroken zorg heeft ontvangen als bedoeld in artikel 6:5 onder c van de
Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg.”
Op 20 maart 2023 is ter griffie van de rechtbank van de advocaat een reactie op het
standpunt van de officier van justitie ontvangen. De advocaat heeft in zijn reactie onder
andere het volgende vermeld:
“In zijn arrest van 3 juni 2022 (ECLI:NL:HR:2022;835) heeft de Hoge Raad bepaalt dat een onderbreking in de voorafgaande periode van vijf jaar gedwongen zorg, hoe gering ook, ertoe leidt dat niet is voldaan aan de vijfjaarseis die art. 6:5, onder c, Wvggz stelt voor het verlenen van een zorgmachtiging van twee jaar.”
De vraag is dan ook, was er tussen 18 oktober 2020 en 22 oktober 2020 sprake van gedwongen zorg op grond van enigerlei voorwaardelijke of (zorg) machtiging. Het antwoord op die vraag is nee en dat heeft uw rechtbank al geconstateerd in de beschikking van 22 oktober 2022 (zaaknummer C/09/599858/ FA RK 20-6675) in de slotoverweging luidende:
De rechtbank zal bij de bepaling van de geldigheidsduur rekening houden met het feit dat de behandeling van voornoemd verzoek heeft plaatsgevonden na de wettelijke beslistermijn, als ook na de expiratiedatum van de laatst geldende machtiging.”
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 21 maart 2023 in het gebouw van de rechtbank. Zowel de officier van justitie als de advocaat hebben de rechtbank bericht dat zij niet voornemens zijn om ter zitting te verschijnen. Ter zitting is ook niemand verschenen.

Beoordeling

Op 28 maart 2022 is door de rechtbank een zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden, tot en met 28 maart 2023.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
-ernstige psychische schade;
-ernstige verwaarlozing;
-maatschappelijke teloorgang;
-de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
Uit de stukken blijkt voldoende van het ernstig nadeel.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen zodanig dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig.
De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg zonder meer noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.
Daarnaast acht de rechtbank ook de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk indien sprake is van decompensatie van het toestandsbeeld van betrokkene en/of het ernstig nadeel niet langer in het ambulante kader kan worden afgewend:
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- opnemen in een accommodatie.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is bovendien evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal derhalve worden verleend.
Ten aanzien van de termijn van de zorgmachtiging overweegt de rechtbank als volgt.
In het door de advocaat aangehaalde arrest van 3 juni 2022 (ECLI:NL:HR:2022;835) heeft de Hoge Raad in de overwegingen bij 3.2 en 3.3 het volgende vermeld:
3.2
Art. 6:5, aanhef en onder c, Wvggz bepaalt dat de rechter een zorgmachtiging verleent voor de duur die noodzakelijk is om het doel van verplichte zorg te realiseren, maar maximaal voor twee jaar, indien het een aansluitende zorgmachtiging betreft voor een persoon die gedurende de afgelopen vijf jaar 1°) verplichte zorg heeft ontvangen, 2°) opgenomen is geweest, respectievelijk zorg heeft ontvangen op grond van een eerder afgegeven machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling of rechterlijke machtiging op grond van de Wet Bopz (oud), of 3°) is geplaatst op grond van art. 37 lid 1 (oud) Wetboek van Strafrecht. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het bij de berekening van de periode dat de betrokkene gedwongen zorg heeft ontvangen, gaat om een aaneengesloten periode.1Dat betekent dat de rechter ten aanzien van de betrokkene alleen dan een aansluitende zorgmachtiging voor twee jaar kan verlenen als de betrokkene gedurende de afgelopen vijf jaar aaneengesloten gedwongen zorg heeft ontvangen op grond van de Wvggz, de Wet Bopz (oud) of art. 37 (oud) Wetboek van Strafrecht.
3.3
De omstandigheid dat de Wvggz voorziet in zorg die tegen de wil van een persoon kan worden verleend, brengt mee dat art. 6:5, onder c, Wvggz strikt moet worden toegepast. Dit betekent dat een onderbreking in de voorafgaande periode van vijf jaar gedwongen zorg, hoe gering ook, ertoe leidt dat niet is voldaan aan de vijfjaarseis die art. 6:5, onder c, Wvggz stelt voor het verlenen van een zorgmachtiging voor twee jaar.
Uit de jurisprudentie volgt dat de rechtbank geen zorgmachtiging met terugwerkende kracht kan verlenen. De zorgmachtiging gaat in vanaf het moment van de uitspraak. Dat de mate van aansluiting van de zorgmachtiging van belang zou zijn en dat deze wordt bepaald aan de hand van de datum waarop het verzoekschrift werd is ingediend, zoals de officier van justitie stelt, volgt de rechtbank niet. Te meer nu de officier van justitie het verzoek heeft ingediend op 19 september 2020 en de rechtbank uitspraak heeft gedaan op 22 oktober 2022, na het verstrijken van de uiterste beslistermijn. Gelet op artikel 6.6 lid 2 Wvggz vervalt de zorgmachtiging van het verstrijken van de uiterste beslistermijn. De hiervoor genoemde omstandigheden leidt tot conclusie dat er tussen 18 oktober 2020 en 22 oktober 2020 een gat is ontstaan in de verplichte zorg. Gerekend vanaf de zorgmachtiging die is verleend op 22 oktober 2020 heeft betrokkene niet de afgelopen vijf jaar aaneengesloten gedwongen zorg ontvangen. Dit leidt ertoe dat de zorgmachtiging zal worden verleend voor de duur van één jaar.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:
[de vrouw] ,
geboren op [geboortedag] 1945 te [geboorteplaats] , Polen,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg in ieder geval de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
en daarnaast ook de volgende maatregelen indien sprake is van decompensatie van het toestandsbeeld van betrokkene en/of het ernstig nadeel niet langer in het ambulante kader kan worden afgewend:
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 21 maart 2024;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.M.M. Engbers, rechter, bijgestaan door A.E. Babulall-Balkaran als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 21 maart 2023.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 3 april 2023.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.