ECLI:NL:RBDHA:2023:547

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
C/09/638136 / KG ZA 22-1015
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering tot zekerheidstelling voor proceskosten in kort geding tussen OBO Hockey en Handelsonderneming Kubus B.V.

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 januari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de vennootschap TOMORROW TODAY NZ LTD - OBO HOCKEY, eiseres, en HANDELSONDERNEMING KUBUS B.V., gedaagde. OBO vorderde dat Kubus zou worden verboden inbreuk te maken op een geregistreerd Gemeenschapsmodel. In het kader van de procedure heeft Kubus een incidentele vordering ingediend tot zekerheidstelling voor proceskosten, op grond van artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat OBO geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, waardoor de verplichting tot zekerheidstelling van toepassing is. De hoogte van de gevorderde zekerheid door Kubus bedraagt € 26.676,-, terwijl OBO een lager bedrag van € 16.676,- voorstelt. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de gevorderde zekerheid van Kubus gerechtvaardigd is, gezien de kosten die al door Kubus zijn gemaakt en de verwachting dat deze zullen oplopen. OBO is bevolen om uiterlijk 25 januari 2023 voor 12.00 uur zekerheid te stellen, bij gebreke waarvan de mondelinge behandeling op 27 januari 2023 geen doorgang zal vinden. De beslissing omtrent de proceskosten van dit incident is aangehouden tot de beslissing in de hoofdzaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/638136 / KG ZA 22-1015
Vonnis in incident in kort geding van 20 januari 2023
in de zaak van
de vennootschap naar vreemd recht
TOMORROW TODAY NZ LTD - OBO HOCKEY,
te Palmerston North 4413, Nieuw-Zeeland,
eiseres,
advocaat mr. T. Berendsen te 's-Hertogenbosch,
tegen
HANDELSONDERNEMING KUBUS B.V.,
te Nijkerk,
gedaagde,
advocaat mr. Th.C.J.A. van Engelen te Utrecht.
Partijen zullen hierna OBO en Kubus genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de kort geding dagvaarding van 22 november 2022, met producties EP01 t/m EP24;
  • de incidentele vordering tot zekerheidstelling voor proceskosten (artikel 224 Rv
  • de akte houdende overlegging producties van Kubus, met producties GP01 t/m GP11;
  • de conclusie van antwoord in het incident ex artikel 224 Rv van OBO;
  • het e-mailbericht van Kubus van 15 januari 2023;
  • het e-mailbericht van OBO van 16 januari 2023.
1.2.
Ten slotte heeft de voorzieningenrechter bepaald dat er vandaag vonnis wordt gewezen in het incident.

2.De vordering in kort geding

2.1.
OBO vordert – samengevat – dat het Kubus wordt verboden inbreuk te maken op het geregistreerde Gemeenschapsmodel (registratienummer 003155159-000) van OBO (hierna te noemen: het Model), met nevenvorderingen en veroordeling van Kubus in de proceskosten overeenkomstig artikel 1019h Rv.
2.2.
OBO legt aan deze vorderingen de stelling ten grondslag dat Kubus inbreuk maakt op het Model.

3.Het geschil in het incident

3.1.
Kubus vordert – samengevat – dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis OBO beveelt om overeenkomstig artikel 224 Rv uiterlijk woensdag 25 januari 2023 voor 12.00 uur (Nederlandse tijd) zekerheid te stellen ter hoogte van (primair) € 26.676,- dan wel (subsidiair) € 16.676,-, met bepaling dat indien de zekerheidstelling niet plaatsvindt, de mondelinge behandeling van 27 januari 2023 geen doorgang zal vinden en OBO niet ontvankelijk zal worden verklaard, met veroordeling van OBO in de kosten van dit incident.
3.2.
OBO refereert zich aan het oordeel van de voorzieningenrechter voor wat betreft de verplichting tot zekerheidstelling en voert verweer ten aanzien van de hoogte van de te stellen zekerheid en de wijze waarop de zekerheid dient te worden gesteld. OBO verzoekt de gevorderde kostenveroordeling in dit incident af te wijzen dan wel de beslissing aan te houden tot de beslissing in de hoofdzaak.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.

4.De beoordeling

In de hoofdzaak en in het incident

Bevoegdheid
4.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de vorderingen van OBO gegrond zijn op gestelde inbreuk op een Gemeenschapsmodel. De voorzieningenrechter van deze rechtbank is, gelet op de vestigingsplaats van Kubus in Nederland, internationaal en relatief bevoegd kennis te nemen van de vorderingen van OBO (zie artikel 81 aanhef en onder a jo. artikel 80 lid 1 GModVo [2] , in samenhang met artikel 3 Uitvoeringswet EG-verordening betreffende Gemeenschapsmodellen). Deze bevoegdheid strekt zich uit tot de Europese Unie.
In het incident
Zekerheidstelling door OBO
4.2.
Op grond van artikel 224 lid 1 Rv is een partij zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland die bij een Nederlandse rechter een vordering instelt, op vordering van de wederpartij verplicht zekerheid te stellen voor de proceskosten en de schadevergoeding tot betaling waarvan hij zou kunnen worden veroordeeld, tenzij er sprake is van één van de uitzonderingen zoals vermeld in artikel 224 lid 2 aanhef en onder a tot en met d Rv.
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat OBO geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, waarmee artikel 224 lid 1 Rv van toepassing is. Gesteld noch gebleken is dat er sprake is van één van de uitzonderingssituaties genoemd in artikel 224 lid 2 Rv. OBO dient om die reden dan ook zekerheid te stellen, zodat de incidentele vordering daartoe wordt toegewezen.
Hoogte van de zekerheid
4.4.
Partijen zijn het niet eens over de hoogte van de te stellen zekerheid. Kubus vordert (primair) een zekerheidstelling van € 26.676,-. Kubus stelt daartoe dat OBO, gelet op haar kostenopgave van € 24.576,21, kennelijk aansluiting wenst te zoeken bij het maximale tarief voor complexe kort geding zaken zoals bedoeld in de Indicatietarieven in IE-zaken. Uitgaande van dit maximumtarief van € 25.000,-, verhoogd met € 1.000,- aan proceskosten voor dit incident en het griffierecht van € 676,-, komt Kubus uit op een te stellen zekerheid van € 26.676,-. OBO sluit daarentegen aan bij de opgegeven kosten van Kubus, die tot en met 12 januari 2023 € 12.941,32 bedragen. OBO komt uit op een te stellen zekerheid van € 16.676,-, waarbij zij kennelijk uitgaat van het maximum tarief van € 15.000,- voor een normaal kort geding, verhoogd met de kosten van dit incident en de griffierechten.
4.5.
De voorzieningenrechter overweegt op dit punt als volgt. Op dit moment is het verweer van Kubus nog niet (volledig) bekend. De voorzieningenrechter acht het om die reden niet wenselijk om op dit moment al vooruit te lopen op een beoordeling van de in deze procedure redelijk en evenredig te achten proceskosten. Gelet op de kosten die op dit moment al door Kubus zijn gemaakt en de verwachting dat deze kosten bij het voeren van verweer nog zullen oplopen, acht de voorzieningenrechter een zekerheidstelling van de (primair) gevorderde € 26.676,- aangewezen.
Wijze van zekerheidstelling
4.6.
Op grond van artikel 6:51 BW [3] heeft degene die verplicht is tot het stellen van zekerheid de keuze tussen persoonlijke en zakelijke zekerheid. De aangeboden zekerheid moet wel zodanig zijn, dat de vordering behoorlijk gedekt is en dat de schuldeiser daarop zonder moeite verhaal zal kunnen nemen. Kubus heeft gevorderd dat de zekerheid gesteld wordt door middel van een bankgarantie dan wel door het bedrag te storten op de derdengeldrekening van de advocaat van OBO. OBO heeft aangeboden zekerheid te stellen door middel van het storten van een bedrag op de derdengeldenrekening van haar advocaat, te weten van de Stichting Derdengelden LXA. Kubus heeft in haar bericht van 15 januari 2023 te kennen gegeven met deze wijze van zekerheidstelling in te kunnen stemmen, onder de voorwaarde dat bewijs van deze storting in de vorm van een kopie van een bankafschrift waaruit deze storting blijkt en een rechtsgeldige verklaring van het bestuur van die stichting dat het bedrag ten behoeve van Kubus in bewaring gehouden zal worden en dat het volledige bedrag, zonder enige verrekening of aftrek van kosten, op eerste verzoek van Kubus aan Kubus zal worden betaald volgend op een daartoe strekkend vonnis van de voorzieningenrechter in de lopende procedure in kort geding.
KubusOBO heeft in haar bericht van 16 januari 2023 toegezegd het bewijs van storting en de verklaring van de stichting over te leggen.
4.7.
Partijen zijn het eens over de wijze van zekerheidstelling. De voorzieningenrechter zal de wijze van zekerheidstelling dan ook op overeenkomstige wijze bepalen. De voorzieningenrechter overweegt dat Kubus slechts verhaal op de zekerheid zal kunnen nemen in het geval OBO in deze kortgedingprocedure in de proceskosten van Kubus zal worden veroordeeld. Daarnaast geldt dat zij dit slechts tot het bedrag van de in dat geval toe te wijzen proceskosten kan doen. De inhoud van de verklaring door het bestuur van de Stichting Derdengelden LXA zal in het dictum dienovereenkomstig worden aangepast.
Conclusie en kosten
4.8.
Gelet op het voorgaande, zal de gevorderde zekerheidstelling op na te melden wijze worden toegewezen. De termijn waarbinnen zekerheid moet worden gesteld, zal overeenkomstig de vordering worden bepaald, omdat OBO daar geen verweer tegen heeft gevoerd. Indien niet (tijdig) zekerheid wordt gesteld zal de voorzieningenrechter de behandeling van het kort geding aanhouden. Overeenkomstig de vordering, zal nu al worden bepaald dat de mondelinge behandeling van vrijdag 27 januari 2023 bij gebrek aan (tijdige) zekerheidstelling geen doorgang zal vinden. De beslissing omtrent het verdere verloop van de hoofdzaak en de ontvankelijkheid van OBO in haar vorderingen in de hoofdzaak in het geval zekerheid niet (tijdig) wordt gesteld, wordt aangehouden.
4.9.
De beslissing omtrent de proceskosten van dit incident wordt aangehouden totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
In de hoofdzaak
4.10.
Elke verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
In het incident:
5.1.
beveelt OBO om uiterlijk woensdag 25 januari 2023 voor 12.00 uur (Nederlandse tijd) zekerheid te stellen aan Kubus ten bedrage van € 26.676,- door dit bedrag over te maken op de derdengeldrekening van de Stichting Derdengelden LXA en bepaalt dat OBO aan Kubus verstrekt: 1) een bewijs van deze storting in de vorm van een kopie van een bankafschrift waaruit deze storting blijkt en 2) een rechtsgeldige verklaring van het bestuur van die stichting dat het bedrag ten behoeve van Kubus in bewaring gehouden zal worden en dat, indien OBO in deze procedure in kort geding in de proceskosten wordt veroordeeld, het toegewezen bedrag aan proceskosten, zonder enige verrekening of aftrek van kosten, op eerste verzoek van Kubus aan Kubus zal worden betaald;
5.2.
bepaalt dat bij gebreke van vorenbedoelde zekerheidsstelling de mondelinge behandeling op vrijdag 27 januari 2023 geen doorgang zal vinden;
5.3.
houdt de beslissing omtrent de kosten van dit incident aan tot de beslissing in de hoofdzaak;
5.4.
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
In de hoofdzaak:
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.J. Visser en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2023. [4]

Voetnoten

1.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
2.Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Gemeenschapsmodellen (Gemeenschapsmodellenverordening)
3.Burgerlijk Wetboek
4.type: