ECLI:NL:RBDHA:2023:5481

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
C/09/644153 / JE RK 23-493
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van de ondertoezichtstelling van een minderjarige na positieve ontwikkeling in de zorg van de grootouder

In deze zaak heeft de kinderrechter op 6 april 2023 uitspraak gedaan over het verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige01]. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld bij beschikking van 25 augustus 2022 en zou duren tot 25 augustus 2023. De moeder van [minderjarige01] heeft het ouderlijk gezag en de minderjarige verblijft feitelijk bij haar oma in [woonplaats02]. De gecertificeerde instelling heeft het verzoek tot opheffing ingediend, omdat [minderjarige01] zich positief ontwikkelt in de zorg van haar oma en er geen zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de grootouder. De moeder en de vader hebben beiden ingestemd met het verzoek tot opheffing.

Tijdens de zitting, die met gesloten deuren plaatsvond, is de oma moederszijde opgeroepen maar niet verschenen. De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de bijlagen, en heeft de situatie van [minderjarige01] beoordeeld. De kinderrechter concludeert dat de gronden voor de ondertoezichtstelling, zoals genoemd in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, niet meer aanwezig zijn. De minderjarige woont nu in [woonplaats02] en de gecertificeerde instelling kan geen uitvoering geven aan de ondertoezichtstelling. Er zijn ook andere ondersteunende maatregelen getroffen, zoals betrokkenheid van het Centrum Leerlingbegeleiding (CLB) en diagnostiek voor eventuele hulpverlening.

De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] op te heffen. Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2023 door mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M.C. Mulders als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 12 april 2023. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/644153 / JE RK 23-493
Datum uitspraak: 6 april 2023

Beschikking van de kinderrechter

Opheffing ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 13 maart 2023 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.
betreffende:
- [minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2013 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] .
De kinderrechter merkt als informant aan:

[de man01] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] ,

[de vrouw02] ,

hierna te noemen: de oma moederszijde,
wonende in [woonplaats02] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen.
Op 6 april 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [naam01] en mevrouw [naam02] ;
- de moeder;
- de vader.
De oma moederszijde is conform de wettelijke vereisten opgeroepen, maar niet verschenen.

Feiten

– De moeder is belast met het ouderlijk gezag.
– [minderjarige01] verblijft feitelijk bij de oma moederszijde in [woonplaats02] .
– De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 25 augustus 2022 [minderjarige01] onder toezicht gesteld van 25 augustus 2022 tot 25 augustus 2023.

Verzoek

Het verzoek strekt tot opheffing van de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] . De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [minderjarige01] woont inmiddels een aantal maanden bij haar oma in [woonplaats02] en ontwikkelt zich daar positief. Er zijn geen zorgen over de opvoedvaardigheden van de oma. [minderjarige01] hoeft minder vaak begrensd te worden en op het speciaal onderwijs gaat het goed. In [woonplaats02] is het Centrum Leerlingbegeleiding (CLB) betrokken om [minderjarige01] op school te begeleiden, omdat zij op momenten extra ondersteuning nodig heeft. Daarnaast wordt er op dit moment diagnostiek uitgevoerd om vanuit daar eventueel hulpverlening in te zetten in [woonplaats02] en is er een aanmelding gedaan bij pleegzorg. Nu de gecertificeerde instelling de ondertoezichtstelling niet meer kan uitvoeren, dient deze te worden opgeheven.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte. De moeder heeft ter zitting aangegeven dat het goed gaat met [minderjarige01] en dat zij het naar haar zin heeft in [woonplaats02] . De moeder ziet [minderjarige01] ieder weekend en zij komt ook in de vakanties naar Nederland.
De vader heeft ingestemd met het verzochte.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling thans niet meer aanwezig zijn. Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt.
[minderjarige01] woont niet meer in Nederland, maar in [woonplaats02] , waardoor de gecertificeerde instelling niet in staat is uitvoering te geven aan de ondertoezichtstelling. Daarbij is het CLB betrokken en wordt er diagnostiek uitgevoerd. Verder is er een aanmelding gedaan bij pleegzorg. Mocht er in de toekomst hulpverlening noodzakelijk zijn, dan kan dat in [woonplaats02] geregeld worden.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
heft de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] op.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2023 door mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M.C. Mulders als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 12 april 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.