Op 6 april 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, te weten [minderjarige01], [minderjarige02] en [minderjarige03]. De zaak is behandeld naar aanleiding van een verzoekschrift dat op 13 februari 2023 is ingediend door de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] verlengd van 11 april 2023 tot 11 oktober 2023, terwijl het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor [minderjarige02] en [minderjarige03] is afgewezen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen zorgen zijn over de opvoedsituatie van [minderjarige02] en [minderjarige03], die goed functioneren op school en geen taalachterstand vertonen. De moeder heeft positieve stappen gezet in haar ontwikkeling en de kinderrechter heeft vertrouwen in haar vermogen om vrijwillige hulpverlening te accepteren. In tegenstelling tot de situatie van [minderjarige01], die al geruime tijd thuis zit en meerdere keren is afgewezen bij scholen, waardoor zijn ontwikkeling dreigt te stagneren. De kinderrechter oordeelt dat het noodzakelijk is om de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] te verlengen om zijn situatie te monitoren en de moeder te ondersteunen.
De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling verzocht om uiterlijk twee weken voor de volgende zitting een schriftelijke update te geven over de voortgang van de situatie van [minderjarige01]. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.