ECLI:NL:RBDHA:2023:5485

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
C/09/644488 / JE RK 23-543
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarigen in verband met positieve ontwikkeling en afwezigheid van ernstige ontwikkelingsbedreiging

In deze zaak heeft de kinderrechter op 6 april 2023 uitspraak gedaan over het verzoek tot ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige01] en [minderjarige02]. Het verzoek was ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, die zich zorgen maakte over de ontwikkeling van de kinderen vanwege het gesloten gezinssysteem en de alcoholproblematiek van de vader. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er in het verleden zorgen waren, maar dat er momenteel sprake is van een positieve ontwikkeling. De kinderen doen het goed op school en er zijn geen actuele aanwijzingen voor een ernstige ontwikkelingsbedreiging. De kinderrechter heeft de ouders, die samen met hun kinderen in een moeilijke situatie verkeerden, gehoord en heeft geconcludeerd dat de zorgen van de Raad niet langer gerechtvaardigd zijn. De kinderrechter heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling afgewezen, omdat er onvoldoende gronden zijn voor een dergelijke maatregel. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/644488 / JE RK 23-543
Datum uitspraak: 6 april 2023

Beschikking van de kinderrechter

Afwijzing verzoek ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 17 maart 2023 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden,

hierna te noemen: de Raad,
betreffende:
- [minderjarige01]geboren op [geboortedatum01] 2007 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] ,
- [minderjarige02] ,geboren op [geboortedatum02] 2008 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige02] ,
hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man01] ,

hierna te noemen: de vader,
en
[de vrouw01] ,
hierna te noemen: de moeder,
hierna gezamenlijk ook te noemen: de ouders
samen wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. S.V. Jansen, gevestigd in Zoetermeer.
De kinderrechter merkt als informant aan:

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken waaronder:
- het verzoekschrift met bijlagen;
- de producties van de zijde van de advocaat van de ouders van 5 april 2023.
Op 6 april 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- de heer [naam01] , namens de Raad;
- mevrouw [naam02] , namens de gecertificeerde instelling;
- de ouders, bijgestaan door hun advocaat.
[minderjarige01] en [minderjarige02] zijn voorafgaand aan de zitting in de raadkamer gehoord.

Feiten

- De vader heeft de kinderen erkend.
- De moeder is belast met het ouderlijk gezag.
- De kinderen verblijven feitelijk bij de ouders.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] voor de periode van één jaar. De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er bestaan al langere tijd zorgen om de ontwikkeling van [minderjarige01] en [minderjarige02] vanwege het gesloten gezinssysteem en het alcoholgebruik van de vader. Deze zorgen zijn ontstaan naar aanleiding van een gesprek dat [minderjarige01] heeft gehad met de huisarts waarin zij zorgelijke uitspraken heeft gedaan over de thuissituatie en heeft verteld dat zij soms suïcidale gedachten had. Sindsdien is Veilig Thuis betrokken geraakt, maar het lukt zowel hen als de huisarts en de school van de kinderen moeilijk om in contact te komen met de ouders en zicht te krijgen op wat er speelt in het gezin. De ouders erkennen de zorgen niet en ervaren veel stress van de betrokkenheid van de hulpverlening. De Raad is echter van mening dat er een de problematiek die binnen het gezin speelt dieper moet worden onderzocht en vindt het daarom belangrijk dat een jeugdbeschermer betrokken raakt. Die moet zicht krijgen op het gezin en de manier waarop het gezin met elkaar omgaat. De vader is zelfstandig gestopt met drinken en daarvoor verdient hij een compliment, maar de Raad vindt het belangrijk dat zowel de vader als het gezin worden ondersteund om deze positieve ontwikkeling door te zetten. Gelet op het voorgaande vindt de Raad een ondertoezichtstelling voor de duur van één jaar passend.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen en het verzoek van de Raad. De gecertificeerde instelling heeft sinds de betrokkenheid van de preventief jeugdbeschermer een gesprek gehad met de ouders om te bespreken hoe de samenwerking het beste kon worden aangegaan. Na dit gesprek zijn er een aantal contacten geweest, maar daarna is de situatie veranderd, omdat de vader zelfstandig is gestopt met drinken. Sindsdien is het gezin steeds meer uit contact getreden en hebben ook de kinderen aangegeven geen gesprekken te willen voeren met de gecertificeerde instelling. De gecertificeerde instelling vindt het belangrijk dat een jeugdbeschermer betrokken blijft om zicht te houden op het gezin en het gezin blijvend te motiveren om hulpverlening in te zetten, mogelijk in de vorm van systeemtherapie.
Door en namens de ouders is verweer gevoerd tegen het verzochte en verzocht de ondertoezichtstelling af te wijzen. De advocaat van de ouders heeft daartoe naar voren gebracht dat er geen sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen. De zorgen zijn ontstaan naar aanleiding van een gesprek dat [minderjarige01] heeft gehad met de praktijkondersteuner van de huisarts. Deze praktijkondersteuner heeft echter dit gesprek verkeerd opgevat en de huisarts onjuist ingelicht, waardoor onder andere Veilig Thuis betrokken is geraakt. [minderjarige01] zat destijds niet goed in haar vel en is daarvoor in therapie geweest. Op dit moment gaat het goed met [minderjarige01] ; zij heeft een vriend, zij zit in haar eindexamenjaar en vanuit Forta is aangegeven dat er nu geen redenen zijn voor [minderjarige01] om gesprekken te voeren met een psycholoog. Daar komt bij dat de Raad zorgen heeft over het alcoholgebruik van de vader. De vader heeft in het verleden gekampt met alcoholproblematiek en heeft daarvoor een behandeling positief afgerond. Door de betrokkenheid van jeugdzorg heeft de vader een terugval gehad omdat dit veel stress en spanning bij hem veroorzaakte. De vader is inmiddels weer, uit zichzelf en in één keer gestopt met drinken en dat gaat goed. Hij heeft een baan in de kinderopvang en heeft zijn eigen bedrijf waar hij freerun-les geeft. Mocht de vader een terugval krijgen, dan weet hij in het vrijwillig kader hulpverlening te vinden. De advocaat van de ouders stelt zich dan ook op het standpunt dat er onvoldoende zorgen zijn in het gezin en dat de betrokkenheid van hulpverlening slechts een averechts effect zal hebben, omdat zowel de ouders als de kinderen niet gemotiveerd zijn de samenwerking aan te gaan.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden niet, althans onvoldoende, aanwezig zijn. Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt.
Uit voornoemd artikel volgt dat er voor een ondertoezichtstelling sprake moet zijn van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van de minderjarigen. Die ontwikkelingsbedreiging ziet de kinderrechter wel in het verleden, gelet op de zorgen om [minderjarige01] en het alcoholgebruik van de vader. De kinderrechter begrijpt de zorgen van de Raad van destijds, omdat [minderjarige01] toen helemaal niet goed in haar vel zat en er weinig zicht kwam op de problemen binnen het gezin samenhangend met de alcoholproblematiek van de vader en het gesloten gezinssysteem. Thans ziet zij echter onvoldoende aanwijzingen voor een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige01] of [minderjarige02] l. Het gaat goed met de kinderen op school en zij halen goede cijfers. Ten aanzien van [minderjarige02] worden geen kindspecifieke ontwikkelingsbedreigingen genoemd. Vanuit Forta is aangegeven dat er geen zorgen zijn om de ontwikkeling van [minderjarige01] en dat er op dit moment geen verdere therapie noodzakelijk is. Als [minderjarige01] behoefte heeft aan gesprekken met iemand van Forta, kan zij aan de bel trekken. De huisarts heeft weliswaar concrete gebeurtenissen benoemd die zorgen baren, maar die stammen van een paar jaar geleden. De zorgen aangaande de alcohol problematiek van de vader en de geslotenheid van het gezin, die in april 2022 voor de huisarts aanleiding vormden om een melding te doen bij veilig thuis, zijn weliswaar niet verdwenen, maar zij heeft geen nieuwe informatie over het afgelopen jaar.
Het lijkt erop dat het gezin de afgelopen jaren, mede vanwege de alcoholverslaving van de vader, het behoorlijk moeilijk heeft gehad en dat iedereen daar op de een of andere manier daar last van heeft gehad. Momenteel lijkt er sprake van een positieve ontwikkeling en gaat het goed met [minderjarige01] en [minderjarige02] . De kinderrechter realiseert zich ten zeerste dat alcoholverslaving een hardnekkige stoornis is en dat een systeem waarbij het gezin de problemen liever binnenskamers houdt, een gevaarlijk valkuil kan zijn. Maar op dit moment kan een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van [minderjarige01] en [minderjarige02] niet worden vastgesteld.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot ondertoezichtstelling.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2023 door mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M.C. Mulders als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 13 april 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.