ECLI:NL:RBDHA:2023:5625

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
09-293321-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met een minderjarige en eendaadse samenloop in Leiden

Op 21 april 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige. De zaak betreft handelingen gepleegd in de periode van 1 april 2020 tot en met 5 juni 2020, waarbij de verdachte meerdere keren seksuele handelingen heeft verricht met een meisje dat toen nog geen twaalf jaar oud was. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld, waarbij de verklaring van het slachtoffer als betrouwbaar werd beschouwd, ondersteund door steunbewijs van de ouders van het slachtoffer. De verdachte heeft ontkend, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer gedetailleerd en consistent waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan eendaadse samenloop van ontuchtige handelingen met een minderjarige en heeft hem veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 27 maanden. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak, wat heeft geleid tot een vermindering van de straf. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, en concludeerde dat de opgelegde straf passend was.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09-293321-20
Datum uitspraak: 21 april 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] ,
BRP- [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 7 april 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Bakker en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. P.L.G. Rens naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 5 juni 2020 te Leiden, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 1] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , te weten (telkens) (meermalen)
- het brengen/duwen van en/of (vervolgens) heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, tong en/of vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamplippen van [slachtoffer] en/of
- het betasten van de vagina van [slachtoffer] en/of
- het likken van de vagina van [slachtoffer] ;
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en
met 5 juni 2020 te Leiden, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 1] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het (telkens) (meermalen)
- betasten van de vagina van [slachtoffer] en/of
- likken van de vagina van [slachtoffer] .

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Juridisch kader in zedenzaken
Deze zaak betreft een zogeheten zedenzaak. Kenmerkend voor dit soort zaken is dat de verklaring van een betrokkene die zegt dat een verdachte het ten laste gelegde zedenfeit heeft begaan, vaak tegenover die van een verdachte staat die ontkent. Getuigen van de beweerdelijke gebeurtenissen zijn er over het algemeen niet.
In artikel 342 lid 2 Wetboek van Strafvordering is bepaald dat de strafrechter het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend mag baseren op de verklaring van één getuige of aangever. Deze bepaling betreft de tenlastelegging in haar geheel en niet slechts een onderdeel daarvan. Zij strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de strafrechter verbiedt om tot een bewezenverklaring te komen als de verklaring van één getuige over de feiten en omstandigheden op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
In een geval als dit moet de strafrechter in de eerste plaats de betrouwbaarheid van de verklaring van het vermeende slachtoffer beoordelen. Het gaat dan vooral om de consistentie en de mate van detaillering en volledigheid van de verklaring. Doorslaggevend is de totale indruk die de verklaring maakt en de wijze waarop deze is afgelegd.
Als de verklaring betrouwbaar is en bijgevolg voor het bewijs kan worden gebruikt, dan moet de strafrechter vervolgens beoordelen of er voldoende steunbewijs is voor die verklaring. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat de ten laste gelegde seksuele gedragingen als zodanig bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal. Wel is vereist dat de verklaring van het vermeende slachtoffer op specifieke punten bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Daar staat tegenover dat tussen de verklaring en het overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband mag bestaan.
Toepassing van dit juridisch kader leidt in deze zaak tot de volgende beslissingen.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer]
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer] , die destijds negen jaar oud was, tijdens het kindvriendelijke studioverhoor consistent, gedetailleerd en volledig heeft verklaard over wat er volgens haar is gebeurd en welke ontuchtige handelingen de verdachte heeft gepleegd. De verdachte heeft ter terechtzitting gesuggereerd dat de verklaring van [slachtoffer] is gebaseerd op een boekje over seksuele voorlichting dat hij wel eens met haar heeft gelezen. De rechtbank schuift deze suggestie als onaannemelijk en niet onderbouwd terzijde. [slachtoffer] heeft namelijk in haar verklaring details en informatie verstrekt die niet in dat boekje te vinden zijn en juist de authenticiteit van haar verklaring onderstrepen. Zo heeft [slachtoffer] het over ‘het plekje waar de meeste zenuwen zitten’, ‘likken aan mijn pipi’ en ‘met de wijsvinger in haar babygaatje’. Ook heeft [slachtoffer] duidelijk verklaard over de omstandigheden waaronder de ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden. Namelijk telkens op haar bed, waarbij de verdachte haar onderbroekje uitdeed, en eenmalig het laken voor haar een beetje bol had gemaakt voorafgaand aan het likken van haar pipi. Dit alles brengt de rechtbank tot de tussenconclusie dat de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar is en bijgevolg bruikbaar voor het bewijs. Overigens heeft de verdediging geen betrouwbaarheidsverweer gevoerd.
Steunbewijs
[slachtoffer] heeft op 5 juni 2020 meteen tegen haar moeder en niet veel later ook tegen haar vader verteld wat er volgens haar is gebeurd. De moeder heeft verklaard dat [slachtoffer] , direct nadat zij haar verhaal had gedaan, heel hard begon te huilen, opgelucht was en in haar armen viel. De vader heeft verklaard dat hij [slachtoffer] in bed zag liggen met haar deken over haar heen en dat zij duidelijk aangeslagen was. Deze waargenomen emoties bieden specifieke en concrete steun voor de verklaring van [slachtoffer] . Verder is het zo dat de verdachte heeft verklaard dat hij inderdaad bij meerdere gelegenheden met [slachtoffer] in bed lag, onder de dekens, haar dan over haar rug streelde en hokjes en slakkenhuisjes op haar rug tekende. Daarna werden er nog wat ademhalingsoefeningen gedaan.
Conclusie
Op basis van het voorgaande acht de rechtbank wettig bewezen dat de verdachte de cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten heeft begaan. Op basis van de inhoud van de wettige bewijsmiddelen heeft de rechtbank ook de overtuiging bekomen dat het zo is gegaan.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij in de periode van 1 april 2020 tot en met 5 juni 2020 te Leiden, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 1] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , te weten
- het brengen van zijn, verdachtes, tong en vinger in de vagina en/of tussen de schaamlippen van [slachtoffer] en
- het betasten van de vagina van [slachtoffer] en
- het likken van de vagina van [slachtoffer] ;
en
hij in de periode van 1 april 2020 tot en met 5 juni 2020 te Leiden, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 1] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het (telkens)
- betasten van de vagina van [slachtoffer] en
- likken van de vagina van [slachtoffer] .
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Zij ziet geen reden voor oplegging van bijzondere voorwaarden. De verdachte heeft namelijk zijn voornemen geuit om met zijn verloofde naar Canada te vertrekken. Het is volgens de reclassering onduidelijk of bijzondere voorwaarden aldaar uitvoerbaar zijn. Bovendien heeft de verdachte naar eigen zeggen geen hulpvraag.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten en omstandigheden
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van [slachtoffer] , een destijds negenjarig meisje. Hij heeft verschillende ontuchtige handelingen bij haar gepleegd, waaronder het binnendringen van haar lichaam met zijn tong en vinger. Dit alles heeft in haar eigen bed en slaapkamer plaatsgevonden, de plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten voelen. De verdachte heeft kennelijk zijn eigen behoeften willen bevredigen en daarmee heeft hij op grove wijze de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] geschonden. De verdachte heeft [slachtoffer] daarbij meerdere malen gewaarschuwd niets tegen haar ouders te zeggen. Zij was vanwege haar leeftijd kwetsbaar en de verdachte heeft met zijn handelen het risico genomen dat [slachtoffer] permanent beschadigd is in haar (seksuele) ontwikkeling. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat minderjarige slachtoffers van zedenzaken ernstige en langdurige psychische schade kunnen oplopen.
Bij feiten zoals hier aan de orde acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf van tussen de 24 en 42 maanden als uitgangspunt een passende strafrechtelijke reactie. De rechtbank ziet in deze zaak geen reden om van dit uitgangspunt af te wijken. In de genoemde bandbreedte weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee dat het om een periode gaat waarin ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden. Ook weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee dat hij zeker vijftien jaar een huisvriend was van het gezin waarvan [slachtoffer] onderdeel uitmaakte en waar hij regelmatig op bezoek kwam. Daarmee was een vertrouwensband gecreëerd. De verdachte heeft met zijn handelen dat vertrouwen beschaamd. Verder heeft de verdachte geen openheid van zaken gegeven, maar met een ontkennende proceshouding geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. Alles afwegend komt de rechtbank binnen de genoemde bandbreedte uit op een gevangenisstraf van 30 maanden.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 10 maart 2023, waaruit volgt dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland over de verdachte van 24 maart 2023, waaruit volgt dat het vanwege de ontkennende houding van de verdachte en het feit dat er geen sprake is van een (relevant) delictverleden voor de reclassering lastig is om verbanden te leggen tussen de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de feiten waarvan hij wordt verdacht. De verdachte heeft nagenoeg geen problemen op praktisch gebied. In het geval van een eventuele veroordeling is het zorgelijk dat de verdachte een dergelijk feit heeft gepleegd en kan afgevraagd worden wat hieraan ten grondslag heeft gelegen. Om hier meer zicht op te krijgen en mogelijke herhaling te voorkomen worden bijzondere voorwaarden geadviseerd. Nu het volgens de reclassering niet zeker is of de verdachte zich permanent in Canada gaat vestigen, is het de vraag of bijzondere voorwaarden bij een veroordeling uitvoerbaar zijn. Tot slot kan de reclassering vanwege de ontkennende houding van de verdachte en omdat daarvoor verder geen aanknopingspunten in het dossier zijn te vinden, geen adequaat risico op recidive en letselschade inschatten, maar uit twee risicotaxaties (OXREC en Static-99R) volgt een laag risico op recidive.
Geen voorwaardelijk strafdeel
Met de officier van justitie ziet de rechtbank in dit geval geen reden voor een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden. Daartoe is allereerst van belang dat de verdachte zelf geen hulpvraag heeft. Bovendien heeft de verdachte het voornemen geuit om met zijn verloofde naar Canada te vertrekken. Het is nog maar de vraag of bijzondere voorwaarden aldaar uitvoerbaar zijn. Verder ziet de rechtbank geen reden voor een voorwaardelijk strafdeel met slechts de gebruikelijke algemene voorwaarde dat de verdachte geen strafbare feiten pleegt. Uit twee risicotaxaties volgt een laag risico op recidive. Bovendien gaat het om oude feiten en is de verdachte nadien niet met politie en justitie in aanraking gekomen.
Redelijke termijn
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn van twee jaar in deze strafzaak is begonnen op 5 oktober 2020, de datum waarop de verdachte door de politie is aangehouden en verhoord. Er zijn in deze zaak geen bijzondere omstandigheden gebleken die een langere behandelduur dan twee jaar rechtvaardigen. De rechtbank had dus niet later dan op 5 oktober 2022 vonnis moeten wijzen. Zij doet dat echter pas vandaag, dus ongeveer zesenhalve maand te laat. Dit leidt tot een vermindering van de duur van de gevangenisstraf met drie maanden.
Conclusie
Al met al vindt de rechtbank in dit geval oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 27 maanden passend en geboden. De verdachte heeft niet in voorarrest gezeten, zodat aftrek van voorarrest niet aan de orde is. De straf is fors hoger dan de eis van de officier van justitie. Dit komt omdat de rechtbank tot een andere weging komt van de strafwaardigheid van de gepleegde strafbare feiten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 55, 57, 244 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
eendaadse samenloop van
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
en
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 27 (ZEVENENTWINTIG) MAANDEN.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, voorzitter,
mr. H.P.M. Meskers, rechter,
mr. J. Barensen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Sepmeijer-Kovacevic, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 april 2023.
Bijlage
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [nummer] , van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale recherche, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 192).
1. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , opgemaakt op 30 juni 2020, voor zover inhoudende (p. 13 t/m 17):
Feit : Seksueel misbruik kinderen (geen incest)
Plaats delict : [locatie]
Pleegdatum/tijd : Tussen woensdag 1 april 2020 om 19:00 uur en vrijdag 5 juni
2020 om 23:00 uur
Wat is de volledige naam van uw dochter?
Van mijn oudste dochter, [slachtoffer] . Zij is geboren op [geboortedatum 1] .
Tegen wie kom jij aangifte doen?
[verdachte] . Hij is van 1987 of 1988. Hij woont op [adres]
. Het was vrijdag 5 juni 2020. [verdachte] en een andere vriend van ons waren bij ons.
Ergens tussen 21.00 en 22.00 uur gaan [slachtoffer] en [verdachte] weer naar boven. Hoe gaat het dan verder?
Ik weet niet hoeveel tijd er tussen zat, maar opeens kwam [verdachte] naar beneden. Ik
vond dat hij ietwat nerveus overkwam. Hij vroeg toen aan [naam 1] of hij haar even kon spreken. Ik hoorde dat en vond dat raar, want dat had hij echt nog nooit gedaan.
Ik ben toen naar boven gegaan. Ik zag, toen ik de trap op liep, dat zij bovenaan de zoldertrap stond.
Ik hoorde haar zeggen: Kijk eens. Ik zag dat zij haar hand ophield en ik zag dat deze heel erg trilde. Vervolgens hoorde ik haar zeggen dat [verdachte] aan onze dochter had gezeten.
[naam 1] vertelt dit en dan?
Het koude zweet brak me uit. Ik ben toen langs [naam 1] gelopen de kamer in van
[slachtoffer] . Ik zag [slachtoffer] in haar bed liggen met haar deken over haar heen. Ik zag dat zij
niet aan het huilen was maar dat zij duidelijk wel aangeslagen was. Ik ben toen bij
haar op bed gaan zitten en ik heb aan haar gevraagd wat er aan de hand was.
Wat heeft [slachtoffer] u zelf verteld?
Dat [verdachte] aan haar plassertje had gezeten. Ik vroeg toen aan haar of hij met zijn
vingers in haar was gegaan. Ik hoorde [slachtoffer] ja zeggen. Ze vertelde ook nog dat hij aan
haar de vraag had gesteld of zij een kusje wilde of dat hij een kusje mocht. Ook
vertelde zij dat hij aan haar vagina had gelikt.
Waar was dat kusje dan?
Aan haar vagina. Ik begreep dat het kusje dus die lik aan haar vagina was.
Heeft zij nog meer verteld?
Ik had aan haar gevraagd of dit vaker was gebeurd. [slachtoffer] vertelde dat het vaker was gebeurd. Op mijn vraag waarom zij hem dan nog steeds kwam halen vertelde [slachtoffer] dat zij hem nog een kans wilde geven. We hebben dus ook gevraagd hoe lang dit dan al speelde. [slachtoffer] wist dit niet precies. We hebben toen moment benoemd om er achter te komen hoe lang het speelde. We hebben toen gevraagd of het speelde op [naam 2] zijn verjaardag. Dat is onze middelste zoon en hij is [geboortedatum 2] jarig. [slachtoffer] vertelde dat het toen als speelde. Op de vraag met oud en nieuw, rond de tijd van het vuurwerk vertelde [slachtoffer] dat het pas erna was. We hebben nog een moment in april gehad waarbij [slachtoffer] vroeg of [verdachte] mocht blijven logeren. [verdachte] heeft dit altijd afgeslagen. Toen wij dit aan [slachtoffer] vroegen vertelde zij dat het toen nog niet speelde. Daarom denkt ik dat het ergens midden april is begonnen.
2. Het proces-verbaal van verhoor van [getuige] , opgemaakt op 6 juli 2020, voor zover inhoudende (p. 18 t/m 22):
Ik kwam bij [slachtoffer] op zolder en toen zei
ze: 'heeft hij het jou verteld want hij ging naar beneden om het jou te vertellen. Ik
zei: 'Ja hij heeft gezegd dat jij een beetje in de war bent en dat je dingen uit het
boek heb gehaald. [slachtoffer] zei: 'hij zit aan mij'. Ik zei: 'ja hij kriebelt wel eens je
rug en je buikje maar hij gaat nooit onder je navel toch? [slachtoffer] zei: 'jawel. Toen zei
ik: 'gaat hij dan ook in je onderbroek'. Ik hoorde dat [slachtoffer] toen zei: 'dat is zo en dan
zit hij ook aan mijn piep'.
V: Toen [slachtoffer] dat vertelde wat was de gemoedstoestand van [slachtoffer] .
A: Ze begon heel hard te huilen en het zag eruit dat ze opgelucht was. Ze viel in
mijn armen.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 juli 2020, voor zover inhoudende (p. 32 t/m 65):
Op donderdag 2 juli 2020 te 09.15 uur werd het minderjarige [slachtoffer]
, geboren [geboortedatum 1] , in de kindvriendelijke verhoorstudio van politie
Eenheid Den Haag, Elisabethof 3 te Leiderdorp, gehoord.
Het verhoor werd door een beëdigd schrijftolk RBTV nr. 4913, zoveel mogelijk
woordelijk uitgewerkt en wordt bij dit proces-verbaal gevoegd.
Verhoorder: En het was op een dag dat hij zijn hand in jouw onderbroek deed.
[slachtoffer] : Ja.
Verhoorder: En ging hij aan jouw pipi kriebelen.
: Hmm.
Verhoorder: En jouw zusje noemt dat ook pipi.
: Ja.
Verhoorder: Ja. En jij zegt: ik vond dat niet leuk.
: Nee.
Verhoorder: En was er een keer op een vrijdag dat hij ook aan je pipi likte.
: Ja.
Verhoorder: Ja. En toen was je echt over het lipje heen zei je.
: Ja, dat was helemaal zo.
Verhoorder: Ja. Dus ehm...wat jij mij vertelt over [verdachte] en jou, is dat één keer of
is dat vaker gebeurd?
[slachtoffer] : Het was beter vaker gebeurd, maar ik had het niet eerder verteld omdat ik gewoon heel erg bang was. Maar uiteindelijk ja wat ik al heb gezegd het was te veel.
[slachtoffer] : Maar hij zei wel dat, dat ik moest gedwongen worden om het niet te
zeggen.
Verhoorder: Oké. Ja, [verdachte] had aangegeven datje het niet mocht zeggen. Begrijp
ik dat goed van je?
[slachtoffer] : Ja.
Verhoorder: Ja. En hoe die dat precies gezegd heeft...
: Want anders krijgen wij problemen.
Verhoorder: Nee.
[slachtoffer] : Nee. Ik weet niet precies hoe vaak, maar ik denk wel...vijf keer.
Verhoorder: Je denkt wel vijf keer, oké. En waar gebeurde dat tussen jou en
[verdachte] ?
[slachtoffer] : Op mijn bedje.
Verhoorder: Oké. En die keer dat [verdachte] met zijn hand in jouw onderbroek ging
[slachtoffer] : Ja.
Verhoorder: Wat kun je me daar allemaal over vertellen? Waar je toen was? Welke
kleren je aan had?
: Dat weet ik ook niet meer, maar ik was op m’n kamer.
Verhoorder: Ja.
: In m’n bedje.
Verhoorder: Hmm.
: En opeens deed hij dat. En ik schrok er heel erg veel van.
[slachtoffer] : Ja.
Verhoorder: En welke kleren had jij aan toen dat [verdachte] met zijn hand in jouw
onderbroek ging?
[slachtoffer] : Dat weet ik echt niet.
Verhoorder: Nee, wat je niet weet, weet je niet hè. En ehm...wat kun je me er
allemaal over vertellen dat [verdachte] zijn hand in jouw onderbroek deed?
[slachtoffer] : Nou ik weet wel, ik weet wel welke kleren ik aan had toen hij mijn pipi ging likken.
Verhoorder: Ja. Maar over die keer dat hij met zijn hand in je onderbroek ging zeg
je van ik weet niet welke kleren ik aan had.
[slachtoffer] : Nee. Want het misschien, het is een paar keer gebeurd.
Verhoorder: Ja.
: Twee keer.
Verhoorder: En wat is dan twee keer gebeurd?
: Wat?
Verhoorder: Wat is dan twee keer gebeurd? Of meer?
: Dat hij in m’n onderbroek ging.
Verhoorder: Ja.
: Want ik, ik wou hem altijd mee naar boven nemen omdat ik hem graag een kans wou geven en op een dag was ik er gewoon klaar mee.
Verhoorder: Ja, ja, dat is heel duidelijk. Dat heb je ook duidelijk gezegd zo tegen
mij.
: Ja.
Verhoorder: Ja, je wilde hem een kans geven. En op een gegeven moment was je
er klaar mee.
: Ja.
Verhoorder: Ja.
: Want toen waren mijn kansen op.
Verhoorder: Ja. Dat zeg je goed. Duidelijk. Als die dan met zijn hand in je
onderbroek ging, wat deed hij dan met zijn hand?
: Toen ging die op het plekje kriebelen waar de meeste zenuwen zitten.
Verhoorder: En waar zit dat plekje waar de meeste zenuwen zitten?
: Dat weet ik niet meer precies.
Verhoorder: Nee. En wat bedoel je daar precies mee dan ging die naar het plekje
waar de meeste zenuwen zitten?
: Dan ging die daar in...met zijn hand, met zijn vinger en daar ging die dan soort van masseren. Geen idee.
[slachtoffer] : Was op die vrijdag. Dat was het enige nog.
Verhoorder: Oké. En wat deed [verdachte] toen bij jou bij jouw pipi?
[slachtoffer] : Volgens mij heb ik dat al verteld.
Verhoorder: Ja. Mag je dat nog een keer zeggen.
: Hij likte omdat hij nat wou maken. Ik weet het niet.
Verhoorder: Omdat hij het nat wou maken, maar dat weet je niet.
[slachtoffer] : Want toen ging die opeens aan m’n pipi likken en toen dacht ik er echt ik ben er klaar mee.
Verhoorder: Ja.
: Ik wilde graag wegrennen.
Verhoorder: Ja. En waar was jij in jouw kamer toen?
: In m’n bed.
[slachtoffer] : Ja.
Verhoorder: Hoe die dan jouw pipi heeft kunnen likken.
: Hij deed m’n rok eerst uit en toen m’n onderbroek en toen deed die het.
Verhoorder: En je zegt van dat [verdachte] je rokje omhoog deed.
[slachtoffer] : Ja.
Verhoorder: En wat droeg je onder je rokje?
: Onderbroek.
Verhoorder: Onderbroek. En waar bleef je onderbroek?
: Die deed hij uit en gooide op de grond.
Verhoorder: Die deed hij uit en gooide die op de grond. En waar kwam je
onderbroek terecht?
: Hierzo [wijst aan op de tekening], Eh hierzo op dit plekje. Want ik gooi
altijd m’n kleren op de grond. Maar nu deed hij het.
[slachtoffer] : Nou, hij deed het laken zo voor me om een beetje bol te maken en dan, ik wist niet wat hij ging doen. Toen opeens voelde ik wat hij ging doen en ja, toen...werd ik boos, verdrietig.
Verhoorder: Ja.
: En toen ging hij meteen, o ja en toen zei ik: stop, stop, stop ermee. Stop.
Verhoorder: Wantje lag op je rug.
[slachtoffer] : Ja.
Verhoorder: En toen deed hij jouw rokje omhoog.
: Ja.
Verhoorder: En je onderbroek deed hij uit en die kwam tussen jouw bed en bureau
in te liggen.
: Ja.
Verhoorder: En toen likte die aan jouw pipi.
: Ja. Zo is het eigenlijk wel gegaan.
Verhoorder Ja. En waardoor weet jij dat hij aan jouw pipi likte?
: Omdat ik het voelde.
Verhoorder: Wat voelde je dan precies?
; Nou, ik voelde ehm...nattigheid. Ik voelde...ehm...ja, dat eigenlijk. Ik voelde iets nattigs [onverstaanbaar] pipi wat ik nog nooit heb gevoeld.
Verhoorder: Nee, oké. Ja duidelijk. En toen nadat je voelde dat je aan je pipi werd
gelikt, waar waren jouw benen toen?
: Toen deed hij ze zo om er beter bij te komen.
Verhoorder: Even kijken, dan moet ik om een hoekje spieken.
; Zo [niet te zien omdat de tafel er voor staat]. Zo deed die het. De vlinder eigenlijk.
Verhoorder: Oké. En hoe kwam het dat jouw benen tot een vlindervorm kwamen?
[slachtoffer] : Maar ik bleef wel, ik bleef luisteren. Maar ik, ik voelde het nog steeds en ik moest keihard huilen, want ik vond het niet oké en ik wou mama erbij halen. En hij zei: ja, maar als je het zegt dan ben je de klos en ik ook. En ja.
Verhoorder: Nee. Hoe vaak heeft [verdachte] jou gelikt?
[slachtoffer] : Eén keer.
[slachtoffer] : Hij zat ergens in.
Verhoorder: En waar zat die dan in?
: In m’n babygaatje volgens mij.
Verhoorder: Hij zat volgens jou in je babygaatje.
: Ja.
Verhoorder: En waardoor weet je dat dat je babygaatje is?
: Omdat hierzo zit dan m’n plasgaatje en hierzo zit dan m’n babygaatje.
Verhoorder: Ja. Oké. Dus bij je pipi heb je twee gaatjes.
: Ja.
Verhoorder: Een plasgaatje en een babygaatje.
: Ja.
Verhoorder: Ja, dus die zitten ook heel goed mee te luisteren hè. En op het moment
dat hij dan met zijn eh...want met wat zit hij dan bij je babygaatje?
[slachtoffer] : Met deze vinger [wijst haar wijsvinger aan].
Verhoorder: En waardoor weet je dat het deze, de wijsvinger is? Dat die met zijn
wijsvinger bij je babygaatje zat?
: Dat voelde ik. En hij zei ook nog: moetje zelf ook voelen? En toen zei ik nee. En jij moet ook stoppen.
4. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 7 april 2023, voor zover inhoudende:
Op 5 juni 2020 heb ik [slachtoffer] naar bed gebracht. Dat deed ik vaker. We gingen dan in bed liggen, onder de dekens. Ik streelde haar dan over haar rug en tekende hokjes en slakkenhuisjes op haar rug. Daarna deden we nog wat ademhalingsoefeningen.