ECLI:NL:RBDHA:2023:5628
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen over machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak hebben verzoekers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf bij Hazem Kazal. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 20 februari 2023 de gevraagde mvv’s verleend. Na deze beslissing hebben verzoekers hun beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de staatssecretaris niet binnen de geldende termijn op de aanvragen van verzoekers heeft beslist en deze aanvragen hangende het beroep zijn ingewilligd, is de staatssecretaris geheel aan het beroep van verzoekers tegemoetgekomen. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt als kennelijk gegrond toegewezen.
De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door verzoekers gemaakte proceskosten, vastgesteld op € 418,50 voor de beroepsmatige rechtsbijstand. Daarnaast moet de staatssecretaris het door verzoekers betaalde griffierecht van € 184 vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.