ECLI:NL:RBDHA:2023:5629
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen over machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) bij Ehab Aktaa. Op 10 maart 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, de gevraagde mvv verleend. Verzoekster heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft verweerder niet binnen de geldende termijn op de aanvraag van verzoekster beslist en heeft de aanvraag hangende het beroep ingewilligd, waardoor verweerder geheel aan het beroep van verzoekster tegemoet is gekomen.
De rechtbank heeft het verzoek van verzoekster als kennelijk gegrond toegewezen en verweerder veroordeeld in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de rechtbank de wegingsfactor 'licht' heeft toegepast, aangezien het beroep alleen betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.