In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 april 2023, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen in een zaak betreffende de verlening van een omgevingsvergunning voor het vervangen van een recreatiewoning. Verzoekers, eigenaren van een naastgelegen perceel, hebben bezwaar tegen de omvang en vormgeving van de nieuwe recreatiewoning, die volgens hen in strijd is met de dubbelbestemming 'Waarde-Cultuurhistorie'. De voorzieningenrechter oordeelt dat er voldoende spoedeisend belang is, aangezien de oude recreatiewoning al is gesloopt en de bouwactiviteiten zijn gestart. De voorzieningenrechter stelt vast dat de vergunninghouders de uitkomst van de beroepsprocedure niet willen afwachten.
De voorzieningenrechter beoordeelt de adviezen van de commissie die de omgevingsvergunning heeft getoetst. Deze adviezen wijzen op een te grote afwijking van de karakteristieke bebouwing in de omgeving, wat de historische waarde van het dorpsgezicht zou aantasten. De voorzieningenrechter concludeert dat verweerder onvoldoende gemotiveerd is ingegaan op deze adviezen en dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven zonder aanvullende motivering. Daarom wordt het bestreden besluit en het primaire besluit, voor zover het de bouw van de recreatiewoning betreft, geschorst tot de uitspraak in de bodemprocedure.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe, draagt verweerder op het griffierecht te vergoeden en veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.674,-. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.