Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 3 april 2023, waarbij hem een vrijheidsontnemende maatregel was opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Dit beroep werd tevens aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding. De vrijheidsontnemende maatregel werd op 10 april 2023 opgeheven, waarna partijen toestemming verleenden om de zaak schriftelijk af te doen. De eiser diende op 11 april 2023 de gronden van het beroep in, waarop de verweerder ook op dezelfde dag een verweerschrift indiende. De rechtbank sloot het onderzoek op 14 april 2023.
De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 5.1a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) een vrijheidsontnemende maatregel kan worden opgelegd in het kader van het grensbewakingsbelang, tenzij er bijzondere individuele omstandigheden zijn die dit onevenredig bezwarend maken. De rechtbank beperkte haar beoordeling tot de vraag of de tenuitvoerlegging van de maatregel onrechtmatig was voorafgaand aan de opheffing. De eiser voerde aan dat de maatregel onevenredig bezwarend was, gezien zijn goed gedocumenteerde asielaanvraag en zijn medische problemen.
De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris op goede gronden de maatregel had opgelegd. Het grensbewakingsbelang vereiste in beginsel de oplegging van de maatregel, en de eiser had geen medische problemen kenbaar gemaakt die aanleiding gaven voor een lichter middel. De rechtbank concludeerde dat er geen aanwijzingen waren dat de maatregel onrechtmatig was en verklaarde het beroep ongegrond, evenals het verzoek om schadevergoeding. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.P. Verloop, in aanwezigheid van griffier mr. J.R. Froma, en werd openbaar gemaakt.