1.7.Verweerder heeft, gelet op hetgeen tijdens de hoorzitting is besproken, alsnog toestemming verleend voor maximaal 12 fysiotherapiebehandelingen voor het jaar 2022 in afwachting van de uitslag van het onderzoek dat naar aanleiding van een nog door eiser in te dienen rekest zal plaatsvinden.
2. Eiser heeft gevraagd te bepalen dat maximaal 12 fysiotherapiebehandelingen per jaar zullen worden vergoed, met ingang van 1 januari 2023 en om vergoeding van de onderzoekskosten (MRI) van € 525,-. Eiser wijst er op dat het dienstverband voor aandoeningen reeds is vastgesteld, dat er geen verwachting is dat de klachten zullen verbeteren en dat sprake is van een medische eindtoestand. Hij meent dat verder onderzoek dan ook niet nodig is.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat nader medisch onderzoek nodig is om vast te stellen of de fysiotherapie noodzakelijk is in verband met de dienstverband-aandoeningen. Eiser heeft afgezien van het indienen van een rekest voor een nader onderzoek van het dienstverband voor de rug-aandoening en is niet verder ingegaan op een door de verzekeringsarts geregeld orthopedische onderzoek. De eventuele aanspraken van eiser op vergoeding van fysiotherapie kunnen niet worden beoordeeld.
Het oordeel van de rechtbank
4. De toekenning van vergoeding van fysiotherapie voor het jaar 2022 is niet in geschil. Het geschil gaat om de vraag of verweerder zich heeft mogen beperken tot toekenning voor het jaar 2022 in plaats van voor de toekomst en of een nader medisch onderzoek nodig is om vast te stellen of fysiotherapie noodzakelijk is voor de dienstverbandaandoeningen.
5. Eiser heeft ter zitting nader uiteengezet dat hij fysiotherapie nodig heeft voor terugkerende klachten die verband houden met zijn dienstverbandaandoeningen. Het begint met een zeurend gevoel, het gaat vastzitten en hij krijgt aanzienlijke pijnklachten. Dit komt door het asymmetrisch lopen en dat zal nooit veranderen. Bij de fysiotherapeut krijgt hij dan een nare behandeling die pijnverlichtend werkt. Hij krijgt deze behandelingen alleen als het nodig is. Hij heeft geen rugklachten en de MRI is gemaakt om te onderbouwen dat de klachten waarvoor hij fysiotherapie krijgt geen verband houden met de rug-aandoening.
6. De rechtbank overweegt dat verweerder in redelijkheid een einddatum heeft kunnen verbinden aan de vergoeding voor fysiotherapie in plaats van een vergoeding toe te kennen voor onbepaalde tijd. Ook bij een medische eindtoestand is het niet ondenkbaar dat zich nadien (medische) omstandigheden voordoen die maken dat een aanspraak op vergoeding anders moet worden beoordeeld. Daarom ligt het op de weg van eiser om een nieuwe aanvraag te doen voor toekomstige vergoedingen, waarna een herbeoordeling kan plaatsvinden. Daarbij dient te worden beoordeeld of de behandeling voor de gevolgen van de dienstverbandaandoeningen medisch noodzakelijk is.De fysiotherapeut van eiser heeft in verband met zijn bevindingen een vermoeden van klachten vanuit de rug vermeld en de fysiotherapeut wilde dit uitsluiten met nader onderzoek (zie 1.6.). Er is een onderzoek gevolgd en volgens eiser heeft een orthopeed in Ede daarna bevestigd dat de klachten voortkomen uit zijn looppatroon en niet vanuit de rug. De rechtbank is van oordeel dat voor het beoordelen van de medische noodzaak van de fysiotherapeutische behandelingen een medisch onderzoek via verweerder dan ook in de rede ligt. Of dit een lichamelijk onderzoek en/of een onderzoek door een arts op grond van door eiser ingediende medische stukken zal moeten zijn, is vooralsnog ter beoordeling van verweerder. De voorhanden zijnde (medische) stukken geven de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen.
De rechtbank overweegt nog dat verweerder in zijn verweerschrift heeft gewezen op uitgangspunten terzake van voortzetting van fysiotherapie, met verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank van 19 augustus 2020 (voetnoot 1). Dit neemt niet weg dat bij een beoordeling van een (nieuwe) aanvraag van eiser niet voorbij kan worden gegaan aan zijn standpunt dat er op neerkomt dat in zijn geval niet zozeer sprake is van oefentherapie, maar van een behandeling anderszins.
7. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Voorts bestaat geen aanleiding om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de door eiser gemaakte kosten van de MRI.