ECLI:NL:RBDHA:2023:5808
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van kennelijk ongegrondheid en beoordeling van detentiegeschiedenis
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Algerijnse man, had op 22 november 2022 een asielaanvraag ingediend, na tweemaal in detentie te hebben gezeten, eerst in Algerije en later in Tunesië. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 21 maart 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de detentieperiodes volgens de staatssecretaris niet relevant waren voor de beoordeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de detentie in Tunesië geen relevant element was, omdat deze niet in verband stond met vluchtelingschap. De rechtbank oordeelde dat de detentie in Algerije, die plaatsvond in 2015 en 2016, ook niet relevant was voor de aanvraag, aangezien deze geen aanleiding vormde voor het vertrek van eiser uit Algerije. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen op grond van artikel 30b, eerste lid, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.