Op 25 april 2022 heeft eiseres, een Syrische nationaliteit hebbende vrouw, een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om als gezinslid bij haar referent in Nederland te verblijven. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiseres heeft verweerder op 7 februari 2023 in gebreke gesteld en op 3 maart 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De rechtbank heeft op 24 april 2023 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van 17 maart 2023, waarin is geoordeeld dat bij overschrijding van de beslistermijn in vergelijkbare zaken sprake is van een bijzonder geval. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen vier weken na verzending van de uitspraak een beslissing op de aanvraag moet nemen en legt een dwangsom op van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 7.500,-. Tevens wordt de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,- en moet verweerder het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiseres vergoeden. De proceskosten van eiseres worden vastgesteld op € 418,50.