ECLI:NL:RBDHA:2023:5863
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor haar gezinsleden. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 18 april 2023 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres had haar aanvraag op 16 augustus 2022 ingediend, en verweerder had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen, dus uiterlijk op 14 november 2022, moeten beslissen. Aangezien er geen besluit is genomen, heeft eiseres verweerder op 24 februari 2023 in gebreke gesteld en op 17 maart 2023 het beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de termijn voor het nemen van een besluit is overschreden.
De rechtbank heeft eiseres vrijgesteld van griffierecht en heeft geoordeeld dat verweerder binnen twintig weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft, met een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.