ECLI:NL:RBDHA:2023:5879
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor haar gezinsleden. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 18 april 2023 uitspraak gedaan. Eiseres had haar aanvraag op 20 juli 2022 ingediend, en verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn was door verweerder met drie maanden verlengd, waardoor de uiterste beslisdatum op 18 januari 2023 viel. Eiseres heeft verweerder op 21 januari 2023 in gebreke gesteld, en het beroep is op 21 februari 2023 ingediend, wat tijdig was. De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was, omdat verweerder niet binnen de gestelde termijn had beslist.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twintig weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Eiseres heeft ook verzocht om de verbeurde bestuurlijke dwangsommen vast te stellen, wat de rechtbank heeft gedaan, en verweerder is veroordeeld tot betaling van € 1.442 aan dwangsommen. Daarnaast zijn de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.