ECLI:NL:RBDHA:2023:5938

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
C/09/622636 / FA RK 21-8625
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Draagmoederschapszaak met verzoeken tot erkenning, ontkenning ouderschap, vaststelling ouderschap en adoptie

In deze zaak, die op 21 april 2023 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, betreft het een complexe draagmoederschapskwestie. Verzoekers, [verzoeker1] en [verzoeker2], hebben een verzoek ingediend met betrekking tot de erkenning van hun kind, [voornaam minderjarige 1], dat op [geboortedatum 1] 2021 in de Verenigde Staten is geboren. De rechtbank heeft eerder op 20 december 2022 geoordeeld dat de Amerikaanse erkenning van het kind niet kan worden erkend, omdat er gebruik is gemaakt van een onbekende eiceldonatrice, wat in strijd is met de Nederlandse rechtsorde. Dit heeft geleid tot een verzoek tot ontkenning van het ouderschap van [naam], de echtgenoot van de draagmoeder, en een verzoek tot vaststelling van het ouderschap van [verzoeker1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verzoeker1] met een waarschijnlijkheid van 99,99996% de biologische vader is van [voornaam minderjarige 1]. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de erkenning door [verzoeker1] nietig is, omdat er al twee ouders waren, namelijk de draagmoeder en haar echtgenoot. De rechtbank heeft het verzoek tot adoptie door [verzoeker2] toegewezen, onder de voorwaarde dat de beslissing tot vaststelling van het ouderschap van [verzoeker1] onherroepelijk is geworden. Tevens heeft de rechtbank de noodzakelijke gegevens voor de opmaak van een geboorteakte vastgesteld, aangezien de Amerikaanse geboorteakte niet voor inschrijving in de Nederlandse registers in aanmerking komt. De rechtbank heeft de werkzaamheden van de bijzondere curator beëindigd, nu de vertegenwoordiging van [voornaam minderjarige 1] niet meer nodig is. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 21-8625
Zaaknummer: C/09/622636
Datum beschikking: 21 april 2023

Beschikking op het op 13 december 2021 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker1] en [verzoeker2] ,

verzoekers,
wonende te [woonplaats1] ,
advocaat mr. J.H. van der Tol te Amsterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats1] ,

zetelend te [plaats1] ,
de ambtenaar.

Procedure

Bij beschikking van 20 december 2022 van deze rechtbank is, voor zover hier nog van belang:
  • het onder I, IV en V verzochte afgewezen;
  • mr. [bijzondere curator] tot bijzondere curator over [voornaam minderjarige 1] benoemd;
  • de bijzondere curator verzocht het verslag met eventuele zelfstandige verzoeken uiterlijk 15 februari 2023 in te dienen;
  • bepaald dat verzoekers en de ambtenaar desgewenst uiterlijk 1 maart 2023 op het verslag van de bijzondere curator kunnen reageren; de ambtenaar dient zich ook uiterlijk op
1 maart 2023 uit te laten over het verzoek tot doorhaling van de akte van erkenning;
  • bepaald dat de bijzondere curator uiterlijk 15 maart 2023 op de eventuele reacties van verzoekers en de ambtenaar kan reageren;
  • bepaald dat verzoekers uiterlijk 15 maart 2023 dienen over te leggen:
  • de inschrijving bij het [register] ,
  • de eiceldonorovereenkomst met daarin de donorcode en
  • een verklaring van de ivf-arts waaruit blijkt dat ook daadwerkelijk de eicellen van deze donor (met deze code) zijn gebruikt;
- iedere verdere beslissing ten aanzien van de verzoeken onder II, III, VI en VII voor het overige aangehouden tot 15 maart 2023 pro forma.
De rechtbank heeft opnieuw kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook:
  • het verslag van de bijzondere curator van 18 januari 2023;
  • de aanvulling op het verslag van de bijzondere curator van 27 januari 2023;
  • het bericht van 2 februari 2023, met bijlagen, van verzoekers;
  • het bericht van 28 februari 2023 van de ambtenaar;
  • het bericht van 21 maart 2023 van verzoekers.

Aanvullende verzoeken

De bijzondere curator verzoekt:
het verzoek tot ontkenning van het vaderschap van [naam] over [minderjarige] (althans [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum 1] 2021 te [geboorteplaats 1] , [staat] , gegrond te verklaren;
onder de voorwaarde dat de beslissing tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap onherroepelijk is geworden: gerechtelijk vast te stellen het vaderschap van [verzoeker1] , als vader van [minderjarige] (althans [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum 1] 2021 te [geboorteplaats 1] , [staat] .

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al dat wat bij genoemde beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Donorgegevens
De rechtbank heeft in voornoemde beschikking van 20 december 2022 geoordeeld dat de Amerikaanse beslissingen niet kunnen worden erkend, omdat er gebruik is gemaakt van een onbekende eiceldonatrice, wat in strijd is met de Nederlandse rechtsorde. [voornaam minderjarige 1] is daardoor namelijk hoogstwaarschijnlijk niet in staat om haar volledige afstamming te achterhalen. Verzoekers hebben vervolgens, zoals toegezegd op de zitting, een eiceldonorovereenkomst met donorcode ( [code] ), een verklaring van de ivf-arts dat daadwerkelijk de eicellen van deze donor zijn gebruikt en de inschrijving van [voornaam minderjarige 1] bij het [register] overgelegd.
Rechtsmacht
Omdat verzoekers en [voornaam minderjarige 1] hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, komt de Nederlandse rechter gelet op het bepaalde in artikel 3, aanhef en onder a, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), rechtsmacht toe met betrekking tot de nog openstaande en aanvullend ingediende verzoeken.
Familierechtelijke betrekkingen
Teneinde de nog openstaande en aanvullende verzoeken te kunnen beoordelen, moet de rechtbank eerst vaststellen tot wie [voornaam minderjarige 1] in een familierechtelijke betrekking staat.
Of een kind door geboorte in familierechtelijke betrekkingen komt te staan tot de vrouw uit wie het is geboren en de met haar gehuwde of gehuwd geweest zijnde persoon of de persoon met wie zij door een geregistreerd partnerschap is verbonden of verbonden is geweest, wordt conform artikel 10:92 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de vrouw en die persoon of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat van hun gemeenschappelijke gewone verblijfplaats ten tijde van de geboorte van het kind, of indien ook dit ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind.
Verzoekers hebben de bijzondere curator een kopie van het paspoort van de echtgenoot van de draagmoeder gestuurd waaruit blijkt dat de echtgenoot van de draagmoeder de nationaliteit van de Verenigde Staten van Amerika heeft. De rechtbank gaat er, net als de bijzondere curator, vanuit dat de draagmoeder ook die nationaliteit heeft. Gelet op de woonplaats van de draagmoeder en haar echtgenoot is het recht van [staat] (Uniform Parentage Act als onderdeel van The [staat] Century Code; hierna ook: UPA) van toepassing op de vraag tot wie [voornaam minderjarige 1] ten tijde van haar geboorte in familierechtelijke betrekking is komen te staan.
De rechtbank heeft in voornoemde beschikking van 20 december 2022 geoordeeld dat de Amerikaanse beslissingen niet kunnen worden erkend. Dit brengt met zich dat de reguliere regels van de UPA ten aanzien van het tot stand brengen van familierechtelijke betrekkingen van toepassing zijn.
Artikel 14-20-07 van de UPA bepaalt – voor zover thans van belang – dat een familierechtelijke betrekking tussen moeder en kind ontstaat met de vrouw die het kind heeft gebaard.
Op grond van artikel 14-20-07 jo. 14-20-10 van de UPA wordt – voor zover thans van belang – de echtgenoot van de moeder vermoed de vader van het kind te zijn. [naam] heeft in het kader van het draagmoederschapstraject op [datum 3] 2020 een ‘refusal of consent’ getekend waarin hij – kort gezegd – uitdrukkelijk verklaart dat hij geen toestemming voor de ivf-behandeling geeft, dat hij niet het zaad heeft geleverd voor de ivf-behandeling van de draagmoeder, en dat hij niet als juridisch vader van het daaruit voortkomende kind kan worden verklaard of beschouwd. Deze verklaring van [naam] , zoals de bijzondere curator terecht heeft aangegeven, is gebaseerd op artikelen in de UPA die zien op draagmoeder-schap. Gelijk de bijzondere curator stelt, is de rechtbank van oordeel dat, nu de rechtbank de Amerikaanse beslissingen niet erkent, de artikelen die zien op het draagmoederschapstraject voor de beoordeling van het ouderschap over [voornaam minderjarige 1] , niet van toepassing zijn. Zonder de Amerikaanse beslissingen heeft de ‘refusal of consent’ geen rechtsgevolg.
Gelet op het voorgaande is [voornaam minderjarige 1] ten tijde van haar geboorte in familierechtelijke betrekkingen komen tot staan tot de draagmoeder als moeder en de echtgenoot van de draagmoeder, [naam] , als vader.
Nietige erkenning (verzoek VI van verzoekers)
Op grond van artikel 10:95 lid 1 BW wordt de vraag of erkenning door de man familierechtelijke betrekkingen doet ontstaan tussen hem en een kind, wat betreft de bevoegdheid van de man en de voorwaarden voor erkenning, bepaald door het recht van de nationaliteit van de man. Indien volgens dat recht erkenning niet (meer) mogelijk is, is het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind bepalend. Is de erkenning ook volgens dat recht niet of niet meer mogelijk, dan is bepalend het recht van de staat waarvan het kind de nationaliteit bezit.
Nu [verzoeker1] de Nederlandse nationaliteit bezit en [voornaam minderjarige 1] haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft, is Nederlands recht op de erkenning van toepassing.
Op grond van artikel 1:204, lid 1, onder e, BW is een erkenning nietig, indien zij is gedaan terwijl er twee ouders zijn. Nu uit het voorgaande volgt dat er al twee ouders waren, namelijk de draagmoeder en haar echtgenoot, [naam] , is de erkenning door [verzoeker1] nietig. De ambtenaar heeft terecht aangegeven dat er geen geboorteakte is overgelegd waaraan een latere vermelding van erkenning is toegevoegd. In zoverre kan de rechtbank het verzoek van verzoekers tot doorhaling van de akte van erkenning niet toewijzen. De rechtbank zal evenwel conform het bericht van 21 maart 2023 van verzoekers voor recht verklaren dat de erkenning nietig is.
Ontkenning ouderschap [naam] (verzoek I van de bijzondere curator)
Uit artikel 10:93 BW volgt dat of familierechtelijke betrekkingen in een gerechtelijke procedure tot gegrondverklaring van een ontkenning kunnen worden tenietgedaan, wordt bepaald door het recht dat ingevolge artikel 10:92 BW op het bestaan van die betrekkingen toepasselijk is. Zoals hiervoor is overwogen, is dat het recht van [staat] . De rechtbank dient derhalve naar het recht van [staat] te beoordelen of de familierechtelijke betrekking tussen [naam] en [voornaam minderjarige 1] teniet kan worden gedaan.
Gelijk de bijzondere curator in haar verslag stelt, voorziet het recht van [staat] (de UPA) niet in een procedure om het door het huwelijk ontstane vaderschap van de echtgenoot van de draagmoeder te ontkennen. Daarentegen biedt het recht van [staat] wel de mogelijkheid om het vaderschap vast te stellen, wat leidt tot de situatie dat feitelijk het door het huwelijk ontstane vaderschap wordt ontkend.
Op grond van artikel 10:93 lid 2 BW kan de rechter, indien volgens het toepasselijk recht ontkenning niet mogelijk is, indien zulks in het belang is van het kind en de ouders en het kind een daartoe strekkend gezamenlijk verzoek doen, een ander in artikel 10:92 BW genoemd recht toepassen, dan wel het recht toepassen van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind ten tijde van de ontkenning of het Nederlandse recht.
De rechtbank acht het net als de bijzondere curator in het belang van [voornaam minderjarige 1] dat de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de biologische situatie. De rechtbank heeft de draagmoeder en [naam] in voornoemde beschikking van 20 december 2022 niet als belanghebbenden aangemerkt, omdat zij er – kort gezegd – mee hebben ingestemd dat verzoekers de enige ouders zijn en dat verzoekers de legal en physical custody over [voornaam minderjarige 1] op zich nemen. Daarbij komt dat in artikel 11 van de draagmoederschapsovereenkomst, die – naast door verzoekers – zowel door de draagmoeder als [naam] is ondertekend, is opgenomen dat zij – kort gezegd – ermee instemmen om al hetgeen te doen, zowel in als buiten rechte, om het ouderschap van verzoekers over het kind te bewerkstelligen en de vermoedens van het moederschap en vaderschap van de draagmoeder en [naam] te weerleggen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de bijzondere curator tot toepassing van het Nederlandse recht geacht moet worden gezamenlijk met de draagmoeder en [naam] te zijn gedaan.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het voorgaande Nederlands recht, als zijnde het recht van de gewone verblijfplaats van [voornaam minderjarige 1] , moet worden toegepast.
Het verzoek is door de bijzondere curator namens [voornaam minderjarige 1] op grond van artikel 1:200, lid 6, BW tijdig ingediend zodat de bijzondere curator kan worden ontvangen in het verzoek.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek moet worden toegewezen, aangezien van feiten die het mogelijk maken dat [naam] toch de biologische vader van [voornaam minderjarige 1] is, niet is gebleken. Immers, blijkens het overgelegde DNA-rapport van het [bureau] van [datum 1] 2022 is [verzoeker1] met een waarschijnlijkheid van 99,99996% de biologische vader van [voornaam minderjarige 1] .
Vaststelling ouderschap [verzoeker1] (verzoek II van de bijzondere curator)
Artikel 10:97, lid 1, BW luidt als volgt: “of en onder welke voorwaarden ouderschap van een persoon gerechtelijk kan worden vastgesteld, wordt bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van die persoon en de moeder of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat waar die persoon en de moeder elk hun gewone verblijfplaats hebben of, indien ook dit ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind”.
De rechtbank gaat er zoals hiervoor is overwogen vanuit dat de draagmoeder de nationaliteit van de Verenigde Staten van Amerika heeft. [verzoeker1] heeft alleen de Nederlandse nationaliteit. Nu de draagmoeder en [verzoeker1] geen gemeenschappelijke nationaliteit hebben en zij hun gewone verblijfplaats in verschillende staten hebben, is het recht van de gewone verblijfplaats van [voornaam minderjarige 1] , te weten Nederlands recht, van toepassing op het verzoek tot vaststelling van het ouderschap van [verzoeker1] .
Op grond van artikel 1:207 BW kan het ouderschap van een persoon op de grond dat deze de verwekker is van het kind of op grond dat deze als levensgezel van de moeder ingestemd heeft met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad, door de rechtbank worden vastgesteld op verzoek van a) de moeder of b) het kind.
Nu de bijzondere curator namens [voornaam minderjarige 1] een verzoek kan doen, kan zij worden ontvangen in het verzoek.
Zoals de bijzondere curator terecht aangeeft, is [verzoeker1] als donor geen verwekker in de zin van artikel 1:207 BW. De rechtbank merkt daarover het volgende op. Artikel 1:207, lid 1, BW bepaalt – onder meer – dat het ouderschap van een man kan worden vastgesteld op de grond dat deze de verwekker is van het kind. [voornaam minderjarige 1] is verwekt door middel van in vitro fertilisatie, met zaad van [verzoeker1] . Zoals hiervoor al genoemd is, blijkens het overgelegde DNA-rapport van het [bureau] van [datum 1] 2022, [verzoeker1] met een waarschijnlijkheid van 99,99996% de biologische vader van [voornaam minderjarige 1] . [verzoeker1] wordt derhalve aangemerkt als biologische vader en niet als verwekker van de minderjarige. Op die grond kan de bijzondere curator in beginsel niet worden ontvangen in haar verzoek. De rechtbank ziet in de onderhavige zaak echter aanleiding om aanknoping te zoeken bij jurisprudentie betreffende artikel 1:204, lid 3, BW (vervangende toestemming tot erkenning) op grond van het bepaalde in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). In de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) wordt het onderscheid dat de Nederlandse wetgever heeft aangebracht tussen enerzijds een biologische vader – verwekker, en anderzijds een biologische vader – donor, niet aangetroffen. Het bestaan van bloedverwantschap geldt als biologisch gegeven en de wijze van verwekking speelt daarbij geen rol. Voor het bestaan van een gezinsleven is bloedverwantschap in combinatie met concrete omstandigheden voldoende. Een biologische en sociale werkelijkheid dient volgens het EHRM te prevaleren boven de wettelijke presumptie. Gelet op het vorenstaande zou het niet-ontvankelijk verklaren van de bijzondere curator in haar verzoek op de grond dat [verzoeker1] niet de verwekker is, in de lijn van de jurisprudentie van het EHRM, naar het oordeel van de rechtbank een schending opleveren van artikel 8 EVRM. Op grond van dit artikel heeft de biologische vader die "family life" heeft met zijn kind, ongeacht de wijze waarop de zwangerschap is ontstaan, recht op bescherming van dit "family life". De rechtbank dient aldus na te gaan of er in de nu voorliggende zaak voldoende concrete omstandigheden zijn gebleken op grond waarvan het bestaan van "family life" kan worden aangenomen. Aangezien [voornaam minderjarige 1] kort na haar geboorte aan verzoekers is toevertrouwd en zij sindsdien de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige 1] op zich hebben genomen, is de rechtbank van oordeel dat vaststaat dat hier sprake is van "family life" tussen [verzoeker1] en [voornaam minderjarige 1] . Nu op grond van DNA-onderzoek vaststaat dat [verzoeker1] de biologische vader is, is de rechtbank van oordeel dat [verzoeker1] in dit geval gelijkgesteld moet worden met de verwekker, zodat de bijzondere curator in haar verzoek kan worden ontvangen. Er zijn geen overige bezwaren als bedoeld in artikel 1:207 BW gebleken, zodat het verzoek van de bijzondere curator namens [voornaam minderjarige 1] kan worden toegewezen.
De vaststelling van het ouderschap van [verzoeker1] wordt uitgesproken onder de voorwaarde dat de beslissing tot ontkenning van het ouderschap van [naam] over [voornaam minderjarige 1] onherroepelijk is geworden.
Bijzondere curator
Uit de te nemen beslissingen volgt dat vertegenwoordiging van [voornaam minderjarige 1] door de bijzondere curator in deze procedure niet meer nodig is. De rechtbank beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure dan ook als beëindigd.
Adoptie (verzoek VI van verzoeker)
Op grond van artikel 10:105, lid 1, BW, is Nederlands recht op het verzoek van toepassing.
Nu de rechtbank, zoals hiervoor is overwogen, het verzoek tot vaststelling van het ouderschap van [verzoeker1] zal toewijzen, zal zij het verzoek tot adoptie door [verzoeker1] afwijzen. De rechtbank behandelt hierna alleen het verzoek tot adoptie voor zover dat op [verzoeker2] ziet. De rechtbank begrijpt dat de adoptie dient te geschieden met instandhouding van de familierechtelijke betrekkingen tussen [verzoeker1] en [voornaam minderjarige 1] .
De rechtbank acht, gelet op het vorenstaande, voldoende aanknopingspunten met de Nederlandse rechtssfeer aanwezig om van het onderhavige verzoek kennis te nemen.
[verzoeker2] , geboren op [geboortedatum 2] 1980 te [geboorteplaats 2] , en [verzoeker1] zijn met elkaar gehuwd op [datum huwelijk] 2016. [voornaam minderjarige 1] is geboren op [geboortedatum 1] 2021. Verzoekers hebben ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het adoptieverzoek met elkaar samengeleefd. [voornaam minderjarige 1] is kort na haar geboorte in hun gezin opgenomen. Verzoekers hebben [voornaam minderjarige 1] op dit moment derhalve ten minste één jaar samen verzorgd en opgevoed.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat [voornaam minderjarige 1] niet met de draagmoeder heeft samengeleefd en dat het de wens van de draagmoeder is dat verzoekers de juridische ouders van [voornaam minderjarige 1] worden en dat de juridische banden tussen haar en [voornaam minderjarige 1] worden verbroken.
Het is de rechtbank voldoende gebleken dat verzoekers de intentie hebben om [voornaam minderjarige 1] op een moment dat zij daaraan toe is, over haar afstamming en de adoptie voor te lichten.
Nu aan alle voorwaarden genoemd in de artikelen 1:227 en 1:228 BW – voor zover in deze zaak van toepassing – is voldaan, zal de rechtbank het verzoek tot adoptie toewijzen. De adoptie door [verzoeker2] wordt uitgesproken onder de voorwaarde dat de beslissing tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van [verzoeker1] over [voornaam minderjarige 1] onherroepelijk is geworden. De rechtbank verstaat daarbij dat na de adoptie beide verzoekers met het gezag over [voornaam minderjarige 1] zijn belast.
De rechtbank zal in verband met het bepaalde in artikel 2, lid 1, aanhef en onder k, van het Besluit gezagsregisters, tevens bepalen dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking.
Nu verzoekers voor hun eerste kind [voornaam minderjarige 2] ten tijde van haar adoptie hebben verklaard dat zij wensen dat [voornaam minderjarige 2] de geslachtsnaam ‘ [verzoeker1] ’ heeft, stelt de rechtbank vast dat de geslachtsnaam van [voornaam minderjarige 1] op grond van artikel 5, lid 8, BW, eveneens ‘ [verzoeker1] ’ zal luiden. Deze geslachtsnaam is ook in lijn met de wens van verzoekers op dit punt (verzoek VII).
Vaststellen geboortegegevens (verzoek II en III van verzoekers)
Nu de in de Verenigde Staten opgemaakte geboorteakte niet voor inschrijving in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand in aanmerking komt, verzoeken verzoekers om de voor het opmaken van een geboorteakte noodzakelijke gegevens vast te stellen.
Nu het gaat om het vaststellen van de noodzakelijke gegevens voor het opmaken van de geboorteakte van [voornaam minderjarige 1] en opname daarvan in de Nederlandse registers, acht de rechtbank Nederlands recht van toepassing op het verzoek.
Op grond van het eerste lid van artikel 1:25c BW kan, indien ten aanzien van een buiten Nederland geboren persoon geen akte van geboorte overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of kan worden overgelegd, op verzoek van het openbaar ministerie, van een belanghebbende of van de ambtenaar de rechtbank Den Haag de voor het opmaken van een geboorteakte noodzakelijke gegevens vaststellen, indien:
die persoon Nederlander is of te eniger tijd Nederlander dan wel Nederlands onderdaan niet-Nederlander is geweest;
die persoon rechtmatig verblijft op grond van artikel 8, onder c en d, van de Vreemdelingenwet 2000;
op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek een latere vermelding aan de akte van geboorte moet worden toegevoegd.
Op grond van artikel 1:25c, lid 2, BW, houdt de rechtbank rekening met alle bewijzen en aanwijzingen omtrent de omstandigheden waaronder en het tijdstip waarop de geboorte moet hebben plaatsgehad. De geslachtsnaam, de voornamen, alsmede de plaats en de dag van de geboorte van de vader en van de moeder worden vastgesteld, voor zover daarvoor aanwijzingen zijn verkregen.
[voornaam minderjarige 1] heeft vooralsnog niet de Nederlandse nationaliteit. Zij verkrijgt het Nederlanderschap pas nadat de beslissing tot gerechtelijke vaststelling ouderschap van [verzoeker1] (dan wel adoptie door [verzoeker2] ) onherroepelijk is geworden. Ook heeft [voornaam minderjarige 1] niet de asielstatus zoals genoemd onder artikel 1:25c, lid 1 onder b, BW. Daarom kunnen verzoekers alleen in hun verzoek tot vaststelling van de geboortegegevens worden ontvangen op de grond dat een latere vermelding aan de akte van geboorte van de minderjarige moet worden toegevoegd (art. 1:25c, lid 1 onder c, BW).
Nu de rechtbank de verzoeken ten aanzien van de ontkenning van het ouderschap van [naam] , vaststelling van het ouderschap van [verzoeker1] en adoptie door [verzoeker2] zal toewijzen, is sprake van een situatie als bedoeld in artikel 1:25c, lid 1 onder c, BW. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verzoekers ontvankelijk zijn in hun verzoek tot vaststelling van de geboortegegevens van [voornaam minderjarige 1] .
De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van de in het geding gebrachte stukken voldoende aanwijzingen zijn verkregen omtrent de omstandigheden waaronder en de datum waarop de geboorte van [voornaam minderjarige 1] moet hebben plaatsgehad.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek tot vaststelling van de geboortegegevens op de wet gegrond en op navolgende wijze voor toewijzing vatbaar is. Daarbij zal de rechtbank – anders dan door verzoekers is verzocht – de naam “ [geslachtsnaam minderjarige] ” als geslachtsnaam van [voornaam minderjarige 1] vaststellen en de namen “ [voornamen draagmoeder] ” als voornamen van de (draag)moeder, nu [voornaam minderjarige 1] zoals hiervoor is overwogen ten tijde van de geboorte [naam] als juridisch vader had en uit de overgelegde stukken blijkt dat [voornamen draagmoeder] de volledige voornamen van de draagmoeder zijn.
Van de gerechtelijke vaststelling ouderschap, de adoptie en de daaruit voortvloeiende geslachtsnaamwijziging in ‘ [verzoeker1] ’ zal een latere vermelding worden toegevoegd aan de op te maken geboorteakte.
De verplichting van de ambtenaar om na de vaststelling van de geboortegegevens door de rechtbank van de minderjarige [voornaam minderjarige 1] een geboorteakte op te maken volgt reeds uit de wet, zodat het verzoek om de ambtenaar daartoe te gelasten wordt afgewezen bij gebrek aan belang.

Beslissing

De rechtbank:
*
verklaart voor recht dat de op [datum 2] 2021 gedane erkenning van [verzoeker1] , geboren op [geboortedatum 3] 1986 te [geboorteplaats 3] van nagenoemde minderjarige [voornaam minderjarige 1] (opgemaakt door de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] met nummer [nummer] ) nietig is;
*
stelt de volgende voor het opmaken van een geboorteakte noodzakelijke gegevens vast:
geslachtsnaam : [geslachtsnaam minderjarige]
voornamen : [voornaam minderjarige 1]
dag van geboorte : [geboortedatum 1] 2021
geboorteplaats : [geboorteplaats 1] , Verenigde Staten van Amerika
geslacht : [geslacht]
geslachtsnaam moeder : [geslachtsnaam draagmoeder]
voornamen moeder : [voornamen draagmoeder]
geslachtsnaam vader : [naam]
voornamen vader : [voornaam]
*
verklaart gegrond het verzoek tot ontkenning van het ouderschap van:
- [voornaam] [naam] ,
over de minderjarige [voornaam minderjarige 1] voornoemd:
uit:
[voornamen draagmoeder] [geslachtsnaam draagmoeder] , geboren op [geboortedatum 4] 1986 in de Verenigde Staten van Amerika ;
*
onder de voorwaarde dat de beslissing aangaande de ontkenning van het ouderschap van [naam] voornoemd onherroepelijk is geworden: stelt vast het ouderschap van:
[verzoeker1] , geboren op [geboortedatum 3] 1986 te [geboorteplaats 3] , over:
- de minderjarige [voornaam minderjarige 1] voornoemd;
*
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd;
*
onder de voorwaarde dat de beslissing aangaande de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van [verzoeker1] voornoemd onherroepelijk is geworden: spreekt uit de adoptie door [verzoeker2] , geboren op [geboortedatum 2] 1980 te [geboorteplaats 2] , van de minderjarige [voornaam minderjarige 1] voornoemd;
verstaat dat daarbij de familierechtelijke betrekking tussen minderjarige [voornaam minderjarige 1] voornoemd, en [verzoeker1] in stand blijft;
*
bepaalt dat de minderjarige [voornaam minderjarige 1] voornoemd de geslachtsnaam ‘ [verzoeker1] ’ zal hebben;
*
verstaat dat verzoekers vanaf het moment dat genoemde adoptie in kracht van gewijsde is gegaan gezamenlijk het ouderlijk gezag met betrekking tot de minderjarige [voornaam minderjarige 1] voornoemd zullen uitoefenen;
*
bepaalt dat de griffier, wanneer deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.S.F. de Nijs, W.G. de Boer en K.M. Crooij-Heins rechters, bijgestaan door mr. I.B. van Angeren als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 april 2023.