ECLI:NL:RBDHA:2023:5981
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag om machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiser, een asielzoeker, beroep ingesteld tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid omdat deze niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) die op 16 mei 2022 was ingediend. De staatssecretaris heeft op 2 februari 2023 een verweerschrift ingediend en op 22 maart 2023 alsnog een besluit genomen, waarbij de aanvraag is ingewilligd. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit niet nodig was volgens de Algemene wet bestuursrecht.
Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet binnen de wettelijk vereiste termijn van 90 dagen heeft beslist op de aanvraag, en dat eiser op 20 december 2022 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank concludeert dat het beroep tijdig is ingediend, maar dat de noodzaak om het niet-tijdig genomen besluit te vernietigen is vervallen, omdat de aanvraag inmiddels is ingewilligd.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is wegens gebrek aan procesbelang, aangezien de aanvraag is ingewilligd. De staatssecretaris heeft aangegeven de maximale dwangsom van € 1.442 te zullen betalen, omdat het besluit meer dan 42 dagen te laat is gegeven. De rechtbank heeft de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 418,50, en heeft verweerder veroordeeld in deze kosten. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.