ECLI:NL:RBDHA:2023:5981

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
NL23.1585
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag om machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft eiser, een asielzoeker, beroep ingesteld tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid omdat deze niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) die op 16 mei 2022 was ingediend. De staatssecretaris heeft op 2 februari 2023 een verweerschrift ingediend en op 22 maart 2023 alsnog een besluit genomen, waarbij de aanvraag is ingewilligd. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit niet nodig was volgens de Algemene wet bestuursrecht.

Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet binnen de wettelijk vereiste termijn van 90 dagen heeft beslist op de aanvraag, en dat eiser op 20 december 2022 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank concludeert dat het beroep tijdig is ingediend, maar dat de noodzaak om het niet-tijdig genomen besluit te vernietigen is vervallen, omdat de aanvraag inmiddels is ingewilligd.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is wegens gebrek aan procesbelang, aangezien de aanvraag is ingewilligd. De staatssecretaris heeft aangegeven de maximale dwangsom van € 1.442 te zullen betalen, omdat het besluit meer dan 42 dagen te laat is gegeven. De rechtbank heeft de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 418,50, en heeft verweerder veroordeeld in deze kosten. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.1585

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. B.W.C. van Geet),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Günes).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag van 16 mei 2022.
Verweerder heeft op 2 februari 2023 een verweerschrift ingediend.
Op 22 maart 2023 heeft verweerder alsnog een besluit genomen en bekend gemaakt aan eiser. De aanvraag is ingewilligd.
De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van de artikelen 8:55b en 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.

Overwegingen

Vrijstelling griffierecht
1. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht voor de behandeling van zijn beroep wegens betalingsonmacht. De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling voorlopig toegewezen. Met het door eiser overgelegde formulier heeft hij voldoende aannemelijk gemaakt dat hij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling. Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht wordt definitief toegewezen.
Beroep niet-tijdig
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
3. Eiser heeft op 16 mei 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis asiel, bij zijn echtgenote [naam 1] (geboren op [geboortedatum]). Verweerder heeft binnen 90 dagen moeten beslissen op de aanvraag. Dat staat in artikel 2u van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Hij heeft eiser echter geïnformeerd dat hij meer tijd nodig had en de beslistermijn met drie maanden verlengd. Verweerder had dus uiterlijk op 14 november 2022 moeten beslissen.
3. Eiser heeft verweerder op 20 december 2022 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan voordat het beroep is ingesteld. Het beroep is tijdig ingediend.
Bespreking van verzoeken eiser
4. Eiser heeft de rechtbank verzocht om het met een beluit gelijk te stellen niet-tijdig nemen van een besluit te vernietigen, te bepalen dat verweerder binnen twee weken alsnog een besluit neemt op de aanvraag, een rechterlijke dwangsom op te leggen bij niet naleven van de uitspraak, de hoogte van de bestuurlijke dwangsom te bepalen, en verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten.
5. De rechtbank stelt vast dat eisers aanvraag inmiddels is ingewilligd. Hiermee vervalt de noodzaak tot het vernietigen van het niet-tijdige besluit, het opleggen van een termijn waarbinnen alsnog moet worden besloten en het vaststellen van een rechterlijke dwangsom.
6. Ten aanzien van de bestuurlijke dwangsom overweegt de rechtbank dat verweerder in zijn besluit heeft aangegeven de maximale dwangsom van € 1.442 aan eiser te zullen betalen omdat het besluit meer dan 42 dagen te laat is gegeven. Het beroep is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang.
Proceskosten
7. Het oordeel van de rechtbank beperkt zich tot een uitspraak over de proceskostenvergoeding. Verweerder heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat hij zich niet verzet tegen een proceskostenveroordeling voor een bedrag van € 418,50. Ook wanneer een beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, is een proceskostenveroordeling mogelijk. Dit is in het bijzonder het geval als het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. Gelet op wat hiervoor is overwogen, doet deze situatie zich hier voor.
8. De proceskostenvergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837, bij een wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.
9. De rechtbank wijst erop dat, nu eiser wegens betalingsonmacht is vrijgesteld van het betalen van griffierecht, verweerder niet op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.