ECLI:NL:RBDHA:2023:5983

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
NL23.1589
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft eiser op 17 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) die op 20 juni 2022 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 29 maart 2023 alsnog een besluit genomen en eiser daarvan in kennis gesteld, waarbij de mvv-aanvraag is ingewilligd. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. Eiser heeft de aanvraag ingediend voor zijn echtgenote, dochter en zoon, en verweerder had binnen 90 dagen op de aanvraag moeten beslissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep tijdig is ingediend, ondanks de verlenging van de beslistermijn door verweerder.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen reden meer is om verweerder op te dragen om een besluit te nemen, aangezien de aanvraag inmiddels is ingewilligd. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. De rechtbank heeft echter wel geoordeeld dat verweerder in de proceskosten van eiser moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 418,50, omdat verweerder zich niet verzet tegen deze kostenvergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wegingsfactor 'licht' van toepassing is, gezien de aard van het beroep.

De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.1589

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. B.W.C. van Geet),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: C. Chand).

Procesverloop

Op 17 januari 2023 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) van 20 juni 2022.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Op 29 maart 2023 heeft verweerder alsnog een besluit genomen en eiser daarvan in kennis gesteld. De mvv-aanvraag van eiser is ingewilligd.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

Vrijstelling griffierecht
1. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht voor de behandeling van zijn beroep wegens betalingsonmacht. De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling voorlopig toegewezen. Met het door eiser overgelegde formulier heeft hij voldoende aannemelijk gemaakt dat hij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling. Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht wordt definitief toegewezen.
Beroep niet-tijdig
2. Eiser heeft op 20 juni 2022 de aanvraag ingediend ten behoeve van zijn echtgenote [naam 1] (geboortedatum [geboortedatum 1]), zijn dochter [naam 2] (geboortedatum [geboortedatum 2]) en zijn zoon [naam 3] (geboortedatum [geboortedatum 3]). Verweerder moet op grond van artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) binnen 90 dagen beslissen op de aanvraag. Verweerder heeft de beslistermijn verlengd met drie maanden. Verweerder had dus uiterlijk op 19 december 2022 moeten beslissen. Eiser heeft op 29 december 2022 verweerder in gebreke gesteld en op 17 januari 2023 beroep wegens niet-tijdig beslissen ingesteld. Er zijn tussen de ingebrekestelling en het beroep twee weken verstreken, zodat het beroep tijdig is ingediend.
Bespreking verzoeken in beroep
3. Eiser verzoekt de rechtbank om verweerder op te dragen om binnen twee weken alsnog een besluit te nemen, onder verbeurte van een dwangsom voor elke dag dat hij in gebreke blijft deze uitspraak na te leven. Daarnaast vraagt hij om de bestuurlijke dwangsom vast te stellen en om verweerder te veroordelen in de door hem gemaakte proceskosten.
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder met zijn besluit van 29 maart 2023 de aanvraag van eiser heeft ingewilligd. Er is dus geen reden meer om verweerder op te dragen om een besluit te nemen. Ook is er geen aanleiding om een rechterlijke dwangsom op te leggen om het nemen van dit besluit af te dwingen. De rechtbank wijst deze verzoeken af.
5. In zijn besluit heeft verweerder ook aangegeven dat hij de maximale bestuurlijke dwangsom voor een bedrag van € 1.442 aan eiser zal betalen. Dit verzoek hoeft daarom ook niet meer door de rechtbank te worden beoordeeld. Het beroep is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang.
Proceskosten
6. Het oordeel van de rechtbank beperkt zich tot een uitspraak over de proceskostenvergoeding. Verweerder heeft in zijn verweerschrift van 2 februari 2023 aangegeven dat hij zich niet zal verzetten tegen een proceskostenveroordeling voor een bedrag van € 418,50. Ook wanneer een beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, is een proceskostenveroordeling mogelijk. Dit is in het bijzonder het geval als het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. Gelet op wat hiervoor is overwogen, doet deze situatie zich hier voor.
7. De rechtbank oordeelt dat er aanleiding is om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50, bestaande uit een punt voor het indienen van een beroepschrift met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met een wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.
8. De rechtbank wijst erop dat, nu eiser wegens betalingsonmacht is vrijgesteld van het betalen van griffierecht, verweerder niet op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.