ECLI:NL:RBDHA:2023:5983
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiser op 17 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) die op 20 juni 2022 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 29 maart 2023 alsnog een besluit genomen en eiser daarvan in kennis gesteld, waarbij de mvv-aanvraag is ingewilligd. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. Eiser heeft de aanvraag ingediend voor zijn echtgenote, dochter en zoon, en verweerder had binnen 90 dagen op de aanvraag moeten beslissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep tijdig is ingediend, ondanks de verlenging van de beslistermijn door verweerder.
De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen reden meer is om verweerder op te dragen om een besluit te nemen, aangezien de aanvraag inmiddels is ingewilligd. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. De rechtbank heeft echter wel geoordeeld dat verweerder in de proceskosten van eiser moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 418,50, omdat verweerder zich niet verzet tegen deze kostenvergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wegingsfactor 'licht' van toepassing is, gezien de aard van het beroep.
De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.