ECLI:NL:RBDHA:2023:6011

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
NL22.14921
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag na inwilliging

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, ingediend op 7 december 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 9 september 2022 de asielaanvraag van eiser ingewilligd. Na deze inwilliging heeft de rechtbank op 20 september 2022 eiser verzocht om te bevestigen of deze beslissing aanleiding gaf om het beroep in te trekken. Eiser heeft echter niet gereageerd op dit verzoek, wat de rechtbank doet concluderen dat het beroep wordt gehandhaafd.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat, aangezien de staatssecretaris inwilligend heeft beslist op de asielaanvraag, het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk niet-ontvankelijk moet worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser recht heeft op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 418,50. Dit bedrag is berekend op basis van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, waarbij een punt voor het indienen van het beroepschrift is gewaardeerd op € 837 en vermenigvuldigd met een wegingsfactor van 0,5, aangezien het om een lichte zaak gaat.

De rechtbank heeft in haar beslissing het beroep niet-ontvankelijk verklaard en de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van 418,50 euro. Deze uitspraak is gedaan door rechter E.F. Bethlehem en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.14921

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. F. Ben-Saddek),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 7 december 2021.
Bij besluit van 9 september 2022 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd.
De rechtbank heeft bij brief van 20 september 2022 aan eiser verzocht om de rechtbank te informeren of de inwilligende beslissing aanleiding is om het beroep in te trekken. Eiser heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank leidt daaruit af dat het beroep wordt gehandhaafd.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Verweerder heeft inwilligend beslist op de asielaanvraag van eiser. Nu hiermee geheel tegemoet is gekomen aan het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit, zal het beroep wegens het ontbreken van procesbelang kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard.
2. Eiser heeft vanwege het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag beroep kunnen instellen bij de rechtbank. De rechtbank ziet daarom aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt de kosten op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht).

Beslissing

De rechtbank:

  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.