In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verlenen. De aanvraag was gedaan bij de Nederlandse ambassade te Beiroet. Op 16 maart 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, de ambassade gemachtigd om aan verzoeker een mvv te verlenen. Verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verweerder niet binnen de geldende termijn op de aanvraag heeft beslist en de aanvraag hangende het beroep heeft ingewilligd, is verweerder geheel tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker.
Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder tot vergoeding van de door verzoeker gemaakte proceskosten, vastgesteld op € 418,50 voor de door een derde verleende rechtsbijstand. Daarnaast moet verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184 vergoeden. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.