ECLI:NL:RBDHA:2023:6024

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
NL22.25911
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag voor machtiging tot voorlopig verblijf en bestuurlijke dwangsom

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor zijn familieleden. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 5 januari 2023 een verweerschrift ingediend en op 12 januari 2023 de Nederlandse ambassade te Beiroet gemachtigd om de mvv te verlenen. Eiser heeft echter besloten het beroep te handhaven, met de vraag of verweerder bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond kan worden verklaard, omdat eiser recht heeft op een bestuurlijke dwangsom. De rechtbank oordeelt dat eiser een afzonderlijk belang heeft bij de beoordeling van het beroep, ondanks dat er inmiddels een inwilligend besluit is genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden en dat eiser verweerder op 1 december 2022 in gebreke heeft gesteld.

De rechtbank heeft de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 857, die verschuldigd is vanaf 15 december 2022 tot en met 12 januari 2023. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50. De rechtbank heeft geconcludeerd dat verweerder geen griffierecht hoeft te vergoeden, omdat dit verzuimd is bij het opstellen van de uitspraak. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.25911

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. E.G. Grigorjan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. B. Asadoulla).

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag die hij ten behoeve van zijn gestelde familieleden heeft ingediend om aan hun een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verlenen.
Verweerder heeft op 5 januari 2023 een verweerschrift ingediend.
Bij kennisgeving van 12 januari 2023 heeft verweerder de Nederlandse ambassade te Beiroet gemachtigd om aan de familieleden een mvv te verlenen.
Desgevraagd heeft eiser meegedeeld het beroep te handhaven met het oog op de vraag of verweerder bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Overwegingen

1. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag ten behoeve van de familieleden van eiser, dient te worden vastgesteld dat met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen zodat eiser in zoverre geen procesbelang meer heeft. [2]
2. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan alsnog gegrond worden verklaard indien de indiener van het beroepschrift daarbij belang heeft. [3]
3. Uit het verweerschrift van verweerder volgt dat niet wordt betwist dat eiser recht heeft op een bestuurlijke dwangsom en dat hij zich niet verzet tegen een veroordeling in de proceskosten. Eiser heeft aangegeven dat hij zijn beroep handhaaft voor zover verweerder heeft nagelaten om de bestuurlijke dwangsom vast te stellen.
4. De rechtbank is van oordeel dat is gebleken dat eiser hiermee een afzonderlijk belang heeft bij de beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag. Weliswaar is met het de kennisgeving van 12 januari 2023 inmiddels een inwilligend besluit genomen, maar eiser heeft reeds belang bij een beoordeling van het beroep omdat voor toekenning van een bestuurlijke dwangsom een gegrond beroep noodzakelijk is. [4] Het beroep is daarmee ontvankelijk.
5. Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [5]
6. Verweerder ontving de aanvraag op 7 juni 2022. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden, hetgeen verweerder in zijn verweerschrift heeft erkend.
De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder na het verstrijken van de beslistermijn, op 1 december 2022 in gebreke heeft gesteld en dat hij (meer dan) twee weken daarna in beroep in gekomen. Het beroep is kennelijk gegrond.
7. Als een beschikking niet op tijd wordt genomen, is het bestuursorgaan een dwangsom verschuldigd voor elke dag (vanaf de veertiende dag na ontvangst van de ingebrekestelling) dat het in gebreke is voor ten hoogste 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23 per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35 per dag en de overige dagen € 45 per dag. [6] Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom verschuldigd was. [7]
8. Nu verweerder de hoogte van de dwangsom niet heeft vastgesteld doet de rechtbank dit alsnog. [8] De dwangsom is in dit geval verschuldigd vanaf 15 december 2022 tot en met 12 januari 2023 en bedraagt € 857.
9. Omdat eiser vanwege het niet tijdig beslissen op de aanvraag beroep heeft kunnen instellen, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is omdat het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.
10. Verweerder hoeft geen griffierecht te vergoeden. De rechtbank heeft namelijk bij het opstellen van de uitspraak geconstateerd dat is verzuimd om griffierecht te heffen. Dit leidt gelet op artikel 6:6, laatste zinsdeel, van de Awb niet tot niet-ontvankelijkverklaring.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 stelt de door verweerder verbeurde dwangsom vast op € 857;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Op grond rond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb.
3.Artikel 6:20, vijfde lid, van de Awb.
4.Artikel 8:55c van de Awb.
5.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb
6.Artikel 4:17 van de Awb.
7.Artikel 4:18, eerste lid, van de Awb.
8.Op grond van artikel 8:55c van de Awb.