In deze zaak heeft eiser op 9 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiser had zijn aanvraag op 1 juli 2022 ingediend, en verweerder was verplicht om binnen 90 dagen te beslissen. Verweerder had de beslistermijn met drie maanden verlengd, maar heeft uiteindelijk niet tijdig beslist. Eiser heeft verweerder op 19 januari 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna het beroep op 9 februari 2023 is ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken alsnog een besluit te nemen, maar heeft besloten om een langere termijn van twintig weken te geven voor het nemen van een besluit, gezien de bijzondere omstandigheden van de aanvraag om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft, met een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder aan eiser € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en heeft verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50.
De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en is bekendgemaakt op 20 april 2023. Eiser kan binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift indienen als hij het niet eens is met de uitspraak.